woensdag 12 december 2012

Neighbors: naasten (de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan)


Neighbors: naasten (de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan)


Echte naastenliefde ontdekken door jezelf als geredde naaste te ontdekken

Preek van Tim Keller 23 februari 2003 gehouden in Redeemer Presbyterian Church New York.

[ Samenvatting:  echte naastenliefde is pas mogelijk als je door hebt dat jij zelf het hulpeloze slachtoffer in de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan bent; dat jij zelf uit zo’n hopeloze toestand bent gered 100% afhankelijk van de genade van iemand die je als je vijand zag. Zonder dat besef is hulp aan naasten moralistisch gedreven en daarmee een vorm van zelfrechtvaardiging]


Lucas 10,25-37

Het enig noodzakelijke

25 Er kwam een wetgeleerde die hem op de proef wilde stellen. Hij vroeg: ‘Meester, wat moet ik doen om deel te krijgen aan het eeuwige leven?’ 26 Jezus antwoordde: ‘Wat staat er in de wet geschreven? Wat leest u daar?’ 27 De wetgeleerde antwoordde: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw kracht en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf.’ 28 ‘U hebt juist geantwoord,’ zei Jezus tegen hem. ‘Doe dat en u zult leven.’ 29 Maar de wetgeleerde wilde zich rechtvaardigen en vroeg aan Jezus: ‘Wie is mijn naaste?’ 30 Toen vertelde Jezus hem het volgende: ‘Er was eens iemand die van Jeruzalem naar Jericho reisde en onderweg werd overvallen door rovers, die hem zijn kleren uittrokken, hem mishandelden en hem daarna halfdood achterlieten. 31 Toevallig kwam er een priester langs, maar toen hij het slachtoffer zag liggen, liep hij met een boog om hem heen. 32 Er kwam ook een Leviet langs, maar bij het zien van het slachtoffer liep ook hij met een boog om hem heen. 33 Een Samaritaan echter, die op reis was, kreeg medelijden toen hij hem zag liggen. 34 Hij ging naar de gewonde man toe, goot olie en wijn over zijn wonden en verbond ze. Hij zette hem op zijn eigen rijdier en bracht hem naar een logement, waar hij voor hem zorgde. 35 De volgende morgen gaf hij twee denarie aan de eigenaar en zei: “Zorg voor hem, en als u meer kosten moet maken, zal ik u die op mijn terugreis vergoeden.” 36 Wie van deze drie is volgens u de naaste geworden van het slachtoffer van de rovers?’ 37 De wetgeleerde zei: ‘De man die medelijden met hem heeft getoond.’ Toen zei Jezus tegen hem: ‘Doet u dan voortaan net zo.’

Inleiding


In de eerste hoofdstukken van Lucas (tot hoofdstuk 9) is het vooral gegaan over de vraag ‘Wie is Jezus’. Vanaf hoofdstuk 9 gaat het over ‘wat betekent het om Jezus te volgen’. In het eerste deel van hoofdstuk 10 ging het over een aspect van ons discipelschap: boodschapper te zijn. Alle volgelingen van Jezus zijn geroepen om het evangelie door te vertellen.

In ons tekstgedeelte gaat het over een andere kant van het volgelingschap: in plaats van het vertellen over het evangelie gaat het nu over het tonen van het evangelie aan je naaste. Bij het vertellen van het evangelie benader je iedereen die het goede nieuws maar wil horen. Bij het tonen van het evangelie is onze opdracht om iedereen te helpen ongeacht of ze het evangelie nu geloven of niet.

Deze preek gaat over “Gospel Neighboring” : het tonen van het evangelie in de praktijk aan je naaste.

1. Mandaat (opdracht)

2. Ernst / zwaarte (magnitude)

3. Motivatie

4. Hoe doe je dit?

1. Mandaat (opdracht)


Het tekstgedeelte is bekend van de gelijkenis, maar het begint met een echte ontmoeting tussen Jezus en een (Bijbelse) wetgeleerde. De wetgeleerde komt om Jezus te beproeven. Hij verwacht dat Jezus zal zeggen: ‘iedereen kan bij God komen’ . Hij ziet namelijk dat Jezus allerlei mensen al welkom heeft geheten die de wet overtreden. Dus wil hij duidelijk maken dat Jezus niet werkelijk de wet respecteert. Hij vraagt: ‘wat moet ik doen om het eeuwige leven te krijgen’, ‘Wat moet ik doen om door God geaccepteerd te worden’. Hij verwacht dat Jezus zal zeggen: ‘het maakt niet echt uit hoe je leeft, God accepteert iedereen’. En dan heeft hij Hem te pakken…

Jezus trapt niet in de val maar zet zelf een val voor hem. Maar zijn val is een liefdes-val. Jezus gebruikt een manier die eigenlijk altijd werkt als iemand je probeert klem te zetten met een vraag: stel een tegenvraag. Hij vraagt ‘hoe leest u de wet?’. Het is niet zijn bedoeling dat de wetgeleerde de hele Torah (met vele honderden regels) gaat voorlezen maar een soort samenvatting gaat geven. En de samenvatting die je kunt verwachten in dit geval wordt ook gegeven. De wetgeleerde bedenkt die niet zelf, maar geeft de in die tijd ook al geldende samenvatting:  “Heb God lief met je hele hart en heb je naaste lief als je zelf”.

Over het eerste deel: heb God zo sterk lief dat hij je hart vult. Een manier om te weten waar je hart op gericht is, is om te bedenken waar je op gericht bent, waar je gedachten naar toe gaan als je niets te doen hebt en niets je aandacht vraagt.  

En dan volgt: heb je naaste lief als je zelf. Dat wil zeggen: heb je naaste lief met alle kracht, plezier enz. die in je is. Steun hem in moeite, maar ook als hem iets goeds overkomt. Wat jou blij maakt is om hem blij te maken.

Dan zegt Jezus: ‘doe dit en je zult gered worden’. Dat lijkt ook billijk: natuurlijk moet je God liefhebben van wie je alles gekregen hebt. En het lijkt ook billijk dat je je naaste geeft wat je zelf ook graag wilt ontvangen.  Toch heeft de wetgeleerde er een probleem mee. Het uitgangspunt in zijn leven is namelijk: God zal beoordelen of ik deugdzaam genoeg heb geleefd. En hier is Jezus die aan hem vraagt de wet samen te vatten en vervolgens zegt: “klopt, ga dat maar doen”. Het punt is niet of je zo zou moeten leven of niet, het punt is dat de wetgeleerde denkt dat je zo het eeuwige leven kunt verdienen. De man voelt aan dat hij nooit aan deze norm kan voldoen, maar hij geeft niet direct op. Er moet toch een grens zijn aan welke mensen je wel of niet hoeft te helpen?

Dus vraagt hij: “wie is mijn naaste dan? Wat is de minimale norm waaraan ik moet voldoen?”. Eigenlijk vraagt hij: “wat is het minimale humane niveau dat God eist?”. En Jezus antwoordt met een gelijkenis. Kern van de gelijkenis: er is een hoofdpersoon, een held, die basale levensbehoeften van een ander vervult door zijn daden.  Het kost heel veel, het is een groot offer en het is heel gevaarlijk. Deze man biedt een compleet pakket aan hulp aan: emotioneel, fysiek, financieel, medisch, vervoer etc.  Jezus geeft met deze gelijkenis een glashelder antwoord op  de vraag wat het minimale niveau is van naastenliefde: voorzie in de behoeften van iedereen om je heen die hulp nodig heeft, ook als ze jouw geloof niet delen. Immers: de Samaritanen en de Joden hadden elk hun eigen geloof en vonden dat de ander godslasterlijk was. Jezus vertelt nu: ook zulke mensen die je verafschuwt moet je helpen met zo’n grote opofferende liefde dat het mensen verbaasd laat staan.

Dat wordt ‘Gospel Neighboring’ genoemd [noot: Gospel Neighboring is niet goed vertaalbaar in een korte term. Het gaat er om dat het evangelie wordt ‘genabuurd’,  ‘aan de naaste getoond’]. Het gaat er om dat je mensen om je heen helpt met zo’n opofferende liefde dat mensen denken ‘deze persoon is zo onbegrijpelijk, ik wil meer over dat evangelie weten’. Dit is de kern van het discipelschap: sociale hulpverlening! Deel voedsel uit, bescherm de zwakken, bied onderdak aan wie het nodig heeft, help de onderdrukten bevrijden. En dat is behoorlijk verbazingwekkend.

Deze boodschap is te verbinden aan Mattheüs  25,31vv. Jezus vertelt daar: op de laatste dag zal de herder de schapen van de jonge geiten scheiden [ vert: in onze vertaling staat schapen van de bokken scheiden. In het engels heet het ‘Goat’ wat weliswaar als bok vertaald kan worden, maar normaliter is het ‘Geit’. Onze geiten lijken niet zo op schapen, maar in het Grieks staat er een woord dat op jong en geit duidt. In Israël was het bijna onmogelijk het verschil te zien tussen (vooral jonge) schapen en geiten terwijl ze toch van elkaar gescheiden moesten worden als ’s avonds de kudde in de veilige omheining moest worden gebracht. Met het ‘bok’ in onze vertaling lijkt het om een geslachtsselectie te gaan (bok = mannelijke geit maar ook een diersoort in de zelfde familie als geiten en schapen) en valt niet meer op dat iets wat uiterlijk hetzelfde was toch gescheiden moest worden. De engelse Bijbelvertaling NAS (New American Standard) heeft ‘Young Goat’. Geiten en schapen waren al moeilijk te scheiden, maar jonge geiten helemaal. Een herder moest dat soms doen omdat er in de kudde behalve schapen ook geiten rond konden lopen die wel wat leken op schapen maar het niet waren. Bronnen: zie http://www.scripture4all.org/OnlineInterlinear/NTpdf/mat25.pdf en http://guides.wikinut.com/Differences-Between-Goats-and-Sheep/1kcjli4g/ .].

Op de laatste dag moeten de geiten van schapen worden gescheiden. De mensen die slechts in naam gelovigen zijn worden uit de kudde gehaald. De rechter van het heelal zal oordelen wie wel zegt gelovige te zijn, maar het niet is en wie de genade van God ervaren heeft. Hoe kan Hij, de Rechter, het verschil zien? Jezus vertelt dan waaraan de echte gelovige te herkennen is: wie zijn naaste kleren heeft gegeven, of eten en drinken, of bezocht heeft in de gevangenis, of geholpen toen hij ziek was. God ziet zulke daden alsof ze aan Hemzelf zijn gegeven.

Jezus zegt vaker: aan de vruchten kun je gelovigen herkennen. Neem twee vruchtbomen. De een geeft vruchten, de ander niet. Welke is dood? De vruchten geven de boom niet het leven, maar ze maken juist het leven zichtbaar. Jezus heeft het vermogen om zo’n verschil te beoordelen en dit is waar Hij het aan ziet: als het leven wordt uitgegoten in daden van compassie en dienstbaarheid vooral voor de armen: dat is een onweerlegbaar bewijs. Heb jij al zulke dingen in je leven gezien? Het geeft je niet het leven, maar het bewijst dat je het leven hebt.  Dit is dus de opdracht van het tonen van het evangelie.

2. Ernst / zwaarte


Misschien denk je ook wel: dit is wel heftig. Kan deze opdracht niet worden beperkt? Kan het niet wat redelijker? Jezus laat op drie manieren zien wat de ernst en zwaarte zijn van deze opdracht.

Wij willen graag grenzen stellen aan deze opdracht. Jezus wijst ons op drie manieren waarop we dat doen en hij staat ons die alle drie niet toe:

Beperken qua ‘Wie’

Als eerste proberen we te beperken wie we het evangelie zouden moeten tonen. Het is natuurlijk om mensen te helpen die op je lijken, van wie je houdt en wie van jou houden. We zoeken vooral mensen met wie we ons kunnen identificeren (wat betreft de  situatie waar ze in zitten, hun leeftijd etc.). We begrijpen wat ze meemaken of hebben het zelf ook al eens meegemaakt. Jezus waarschuwt ons: je naaste is iedereen. Hij doet dat door als hoofdpersonen Joden en Samaritanen (vijanden) neer te zetten. Hiermee zegt Hij: waag het niet dit gebod te beperken: help zelfs je vijanden!

Beperken qua ‘Wanneer’

Tim Keller zegt: ik zou nooit in New York terecht zijn gekomen als ik deze tekst niet had begrepen. Mensen zijn wel bereid om iemand te helpen van wie bijvoorbeeld het huis door bliksem is afgebrand. Maar wanneer iemand in de problemen is gekomen omdat hij zelf zulke domme dingen heeft gedaan is het zijn eigen schuld en hoef ik niet te helpen. Dus de beperking die je dan toepast op het gebod is: je hoeft alleen te helpen als het niet hun eigen schuld is dat ze problemen hebben.

De Samaritaan had reden genoeg om te denken toen hij het slachtoffer zag: ‘deze man heeft dit verdiend. Hij hoort bij de onderdrukkers’.

Jonathan Edwards beschrijft in een preek allerlei smoesjes die mensen in zijn eigen gemeente hadden om geen hulp te hoeven verlenen. Hier zijn er een paar:

-          “ik hoef hen niet te helpen want ze zijn niet écht heel erg arm en behoeftig”. Klopt niet, want er staat ‘je naaste liefhebben zoals je zelf’. En wij maken ons ook al druk om wat wij nodig hebben lang voordat we zelf helemaal berooid zijn.

-          “ik hoef hen niet te helpen want ze hebben het zichzelf aangedaan”. Klopt niet, want kijk eens wat Jezus voor ons deed. Als God vanuit de hemel zou hebben gedacht: ik help alleen de mensen die hun schuld niet aan zichzelf te danken hebben dan zou Jezus niet eens hebben hoeven te komen…

We proberen dus te beperken onder welke voorwaarde we iemand moeten helpen en Jezus maakt duidelijk: waag het niet dit gebod zo te beperken. 

Beperken qua ‘Hoeveel’

Wij zeggen: ik kan me niet veroorloven om mensen te helpen, het is te gevaarlijk voor me. Maar Jezus maakt met deze gelijkenis heel duidelijk wat Hij daarover wil zeggen. Het verhaal speelt zich niet zo maar ergens af, maar langs de weg tussen Jeruzalem en Jericho. Dat was een gevaarlijke weg met allerlei bochten, heuvels en zelfs een pas die letterlijk heet: bloed-pas omdat daar zoveel mensen waren overvallen, beroofd en vermoord. Op het moment dat de priester en de Leviet langskomen en er met een boog snel om heen lopen leeft het slachtoffer nog. Het lijkt verstandig van hen om snel door te lopen. Want een slachtoffer dat nog leeft betekent: het gevaar is nog vlakbij. Wegwezen dus! Als de Samaritaan dus wel stopt neemt hij een enorm risico.

Als de Samaritaan het slachtoffer vervolgens bij de herberg brengt zegt hij maar niet: hier heb je wat geld, maar hij geeft geld en stelt zich garant voor alle eventuele verdere kosten.

Dit is wat Jezus wil: radicale hulp zonder allerlei mitsen en maren. Jonathan Edwards haalt in zijn zojuist geciteerde preek Galaten 6,2 aan: “Draag elkaars lasten” en zegt dan: “Hoe kun je je onttrekken aan de lasten van anderen? Hoe kun je iemand willen helpen zonder er zelf last van te willen hebben? Je houdt je niet aan deze opdracht als je alleen maar anderen met hun lasten wilt helpen als het je zelf geen lasten bezorgt. “. Als mensen zeggen: Ik kan het me niet veroorloven  om hem of haar te helpen bedoelen ze vaak: ik kan het me niet veroorloven zonder dat het mezelf last bezorgt, zonder dat het me echt offers kost.

Jezus zegt: weet je wie je moet helpen: zelfs mensen die je haat; zelfs mensen die dit over zichzelf hebben afgeroepen, wiens eigen schuld het is; zelfs als jouw hulp er toe leidt dat een deel van hun last op jou zelf terecht komt.

Waag het dus niet naastenliefde in te perken.

3. Motivatie


Als je dit hoort, hoe radicaal naastenliefde is, overvalt de vraag je misschien wel: hoe krijg je ooit mensen gemotiveerd om zo te gaan helpen? Hoe kunnen mensen gemotiveerd worden om dit echt in de praktijk te brengen?

Je kunt het op twee manieren doen: eentje die niet werkt en een ander die absoluut wel werkt.

De eerste is: door morele druk. En die bestaat weer in twee versies: de seculiere en de religieuze. De seculiere versie motiveert je door  te stellen dat het beschaafd is om iets voor armen te doen. De religieuze versie stelt: jij moet zorgen voor anderen omdat de bijbel of de koran of welk boek ook maar het je opdraagt. Er is geen enkele grote godsdienst wereldwijd die niet aandacht heeft voor het zorgen voor armen. Beiden proberen je door schuld te motiveren: “jij hebt zoveel en zij hebben zo weinig. Voel je je daar niet slecht over? Geef het weg.”

In deze gelijkenis zitten een priester een leviet die extreem moreel gedreven zijn. Zij stonden juist bekend om hun zorg voor de armen. En juist deze mensen weigeren te helpen als het ze écht iets kost, als ze er zelf door in gevaar komen.

Met moraliteit kom je niet ver. Moraliteit verandert je niet wezenlijk. Voel jij je schuldig omdat je eigenlijk meer zou moeten geven aan de armen? STOP daarmee! Het brengt je namelijk niet waar Jezus je wil hebben. Jezus wil niet dat jij je vanuit schuld laat motiveren. 

De tweede manier om gemotiveerd te zijn tot radicale naastenliefde (en die wel echt werkt) komt voort uit de vraag ‘van wie was jij de naaste?’.

De sleutel die Jezus geeft in de gelijkenis ligt in het feit waar hij de Schriftgeleerde plaatst in het verhaal. Het verhaal had heel anders kunnen zijn. Bijvoorbeeld: ‘Er was eens een man zoals jij die langs de weg een Samaritaan aantrof (een vijand dus) die slachtoffer van een beroving was. Hij stapte over al zijn bezwaren heen (dat het om een vijand ging, dat het gevaarlijk was) en hielp de man overeind, verzorgde zijn wonden en bracht hem naar een herberg. Doe zoals die man!’. Als Hij dat gedaan had zou de wetgeleerde Jezus hebben uitgelachen. Hij zou hebben gezegd ‘je denkt toch niet dat ik mijn volk  ga verraden door zo’n vijand te helpen! Niemand die zichzelf respecteert zou zo doen!’. 

Hij plaatst de hoofdpersoon juist als gewonde op de weg. Stel dat JIJ daar zou liggen op de weg. Zou je niet behoefte hebben aan genade?  Stel dat jij echte genade nodig zou hebben van iemand die jouw vijand is. Iemand die jou niets verplicht is, integendeel zelfs.

Wat zou je dan doen? Zou je de helper niet radicaal lief hebben?

Als Jezus hem alleen maar een gebod zou hebben gegeven zou hij kunnen hebben instemmen dat het een goed gebod is, zonder dat zijn hart veranderd was. Maar de vraag die nu op de man afkomt is: wat zou je doen als jij op de grond had gelegen. Als jij zo’n extreme daad van genade zou ontvangen van iemand die jij juist had verafschuwd, iemand die alle reden had om jou 100% af te wijzen. Zou je dan niet heel anders naar iedereen om je heen kijken? Naar de mensen die zich onverantwoordelijk gedragen

Jezus zegt: je zult nooit een radicale naaste worden als je er niet eentje bent geweest. Jezus draait de vraag 180 graden om. Het begint met ‘wie is mijn naaste’ en verandert in ‘van wie was jij de naaste’.  Jezus geeft niet een nieuwe regel, maar een nieuwe dynamiek. 

4. Hoe doe je dit?


Jezus veranderde dus de vraag: wie is de naaste voor jou? Dat maakt het ook zo moeilijk voor de wetgeleerde om te antwoorden op de vraag ‘wie was de naaste voor de man in nood?’. Hij krijgt het woord niet over zijn lippen en zegt ‘de man die genade heeft getoond’.  Jezus geeft niet weer een nieuwe regel (dat zou je hart niet veranderen) maar je krijgt een dynamiek, een nieuwe levensrichting.

Het evangelie stelt: we zijn allemaal bezig met zelfrechtvaardiging. Alles waarop je je richt om jezelf te rechtvaardigen zal je tot slaaf maken. Richt je je er op om mensen tevreden te stellen? Dan word je beheerst en gecontroleerd door de mensen die je wil behagen. Richt je je hart op familie? Dan word je geheel beheerst en ingenomen door familie. Wat je ook probeert te vinden om jezelf te redden en ‘geluk te laten ervaren’ zal je binden, slaan, vernietigen.

Jezus kwam op onze weg en Hij toonde ons compassion. Een woord dat heel vaak voorkomt in de Bijbel. En Hij toonde compassie niet alleen door het leven te riskeren maar zelfs door het te geven! Radicale naastenliefde ontstaat niet door een radicale regel maar door een radicale drive vanwege je eigen redding. Je moet jezelf “her-naasten”  (Re-neighboring). Als jij de echte grootste Naaste ziet en wat hij voor je gedaan heeft, dan kun je liefde geven die je anders nooit zou kunnen bieden.

Wat moet je concreet doen? Drie dingen

1. Re-neighbor: ontdek wiens naaste jij bent geweest.

Over de drie mannen in de gelijkenis staat bij alle drie dat ze het slachtoffer zagen. De Samaritaan ging  verder en dacht na, maakte een beslissing en kwam in contact met het slachtoffer. Hoe zit het bij jou? Zie jij wel welke nood er in jouw omgeving is? Of zie je het misschien wel en kom je niet verder dan het te constateren?  Om écht tot naastenliefde voor je omgeving te komen moet je jezelf her-naasten, overdenken en in contact komen met naasten!

2. Weef de boodschap en het ‘echte naaste zijn’ zijn door elkaar.

De boodschap is: alsjeblieft, geloof dit. Jouw houding als naaste is intussen: ik hou van jou of je nu wilt of niet.  Weef de boodschappen tezamen voor lichaam en ziel.  Zo waren Christenen later ook bekend in bijvoorbeeld het Romeinse rijk rond keizer Julian (361 n. Chr.). [Vert.: Julian was een keizer die probeerde het Romeinse rijk te herstellen ten koste van het christendom]. Julian schreef een brief aan een vriend waarin hij zich beklaagde over de goede naam van Christenen: “Waarom hebben we er niet meer aandacht voor dat de zorg van Christenen voor vreemdelingen positief op hen afstraalt? Het is beschamend dat deze Christenen naast hun eigen armen ook nog eens voor onze armen zorgen!”.

3. Werk aan verzoening  voor het racisme in je hart.

Jezus heeft hier te maken met een man die een zelf-rechtvaardigend hart heeft, iemand die het evangelie nog niet begrepen heeft. Hij is wel religieus maar snapt het evangelie niet. Jezus veronderstelt dat hij een racist is door er vanuit te gaan dat de wetgeleerde de Samaritaan wel zou haten vanwege zijn andere ras. En dat komt nog een stuk dichterbij. Binnen Redeemer denkt niemand dat hij een racist is. Er zijn alleen wel twee soorten leden: blanke gestudeerde mensen en mensen uit culturele minderheden. De blanke zegt: “ik ben geen racist zeg! Ik heb al die cursussen gevolgd en weet hoe het moet”. De mensen uit minderheden zeggen: “ik ben geen racist zeg! Ik ben juist het slachtoffer van racisme.” Wat is het probleem dan?

Jezus gaat er vanuit dat ons hart denkt volgens racistische trekjes totdat we het evangelie werkelijk begrijpen. Als je je prettiger voelt door om je heen te kijken naar mensen die het minder goed hebben dan jij en ze te gaan helpen vanuit het idee ‘ik ben beter dan zij’ zijn dat racistische motieven.

Onderzoek wat racisme in je hart werkelijk is: zelfrechtvaardiging.

Voel je jezelf nog schuldig? Richt je op de genade van Christus en zie wat Hij deed om jou te redden. Ga met je echte schuld naar Jezus toe. Als je niet door hebt hoe het voor ons feitelijk vernietigend moeilijk is wat er aan naastenliefde van ons wordt gevraagd snap je nog niet hoe groot de genade is die je nodig hebt. En als je die genade wél hebt ervaren en ziet wat Jezus gedaan heeft voor jou en als je daarmee je hart laat vullen dan kun je zingen:

Amazing Grace, how sweet the sound,
That saved a wretch like me.
I once was lost but now am found,
Was blind, but now I see.

( Geweldige Genade, hoe zoet is het geluid
 Dat een stakker als mij redde
 Ik was eens verloren, maar nu ben ik gevonden
 Ik was blind, maar nu kan ik zien)

En dán kun je doen wat Jezus leert in deze gelijkenis.

 

Het evangelie, de kerk en de wereld

The gospel, the church and the world
Het evangelie, de kerk en de wereld

1 Petrus 2: 4- 10, 21-25

Als je worstelt met de positie van de kerk in de wereld, dan geeft 1 Petrus 2:9 je een goed zicht op wat de kerk is:

9 Maar u bent een uitverkoren geslacht, een koninkrijk van priesters, een heilige natie, een volk dat God zich verworven heeft om de grote daden te verkondigen van hem die u uit de duisternis heeft geroepen naar zijn wonderbaarlijke licht.

Deze preek bestaat uit drie delen:

  1. Wat is de kerk?
  2.  De opmerkelijke spanning die we verondersteld worden te onderhouden tussen de kerk en de wereld om ons heen
  3. Hoe we de kracht krijgen om die spanning te onderhouden

  1. Wat is de kerk?
Vers 5:

5 en laat u ook zelf als levende stenen gebruiken voor de bouw van een geestelijke tempel. Vorm een heilige priesterschap om geestelijke offers te brengen die God, dankzij Jezus Christus, welgevallig zijn

Het is heel belangrijk om te zien dat we levende stenen worden genoemd! Levende stenen voor een geestelijke tempel. Die geestelijke tempel is de tempel van de Heilige Geest.
Alleen in 1 Cor. 6:19 wordt gezegd dat je als individu een tempel van de Heilige Geest bent. In alle andere tekstgedeelten gaat het over de gemeente als geheel. We zijn stenen en we zijn als het ware op elkaar gebouwd. Elke steen in de muur heeft andere stenen boven zich die afhankelijk van hem zijn. Als een steen begint te schudden, dan gaan de anderen ook mee schudden. En onder die steen zitten weer allemaal stenen waar die steen weer van afhankelijk is. Als onderliggende stenen schudden, dan schudt die steen ook mee.

Veel mensen gaan naar de kerk om een goede preek te horen. Maar ben je zo ingebouwd in het leven van andere mensen, dat als jij stopt met komen, er dingen in zullen storten? Innerlijk afhankelijk van anderen betekent dat je beslissingen samen deelt, persoonlijke problemen deelt, emoties deelt, geld deelt, huizen deelt, praktische hulp. Je deelt alles!

Dat is wat er gebeurt als kracht van de Heilige Geest in je leven komt en je samen tot een gebouw vormt, waar God woning heeft. Je kunt niet verwachten dat God aan het werk gaat in je leven als je een individu blijft die een rustige tijd wil hebben. Je moet ingebouwd zijn in het lichaam van gelovigen zoals hier staat geschreven.

C.S. Lewis schrijft daar een mooi stuk over in ‘ De vier liefdes’ in het hoofdstuk over vriendschap. Hij schrijft dat Hij deel uit maakte van een groep vrienden die erg close waren met elkaar. Een van hen overleed, Charles. En Lewis ontdekte iets bijzonders na het overlijden van Charles. Elk van de vrienden had een speciale karaktertrek dat alleen maar een van de andere vrienden naar boven kon brengen bij hem. Toen Charles was overleden realiseerde Lewis zich dat hij nooit meer bij zijn andere vriend, Ronald, die speciale reactie zou zien die alleen Charles bij hem teweeg kon brengen door zijn soort van grappen. In plaats van dat Lewis nu meer voor zichzelf zou krijgen van zijn vriend Ronald, kreeg hij juist minder van Ronald, doordat Charles ontbrak. Hij had het gedeelte van Ronald verloren dat alleen Charles naar boven kon krijgen.
Wat Lewis wil zeggen is dat je een groep nodig hebt om een individu te leren kennen. Alleen een groep mensen kan de hele persoon van een individu naar voren brengen.

Dat geldt ook voor de kerk. Je kunt God niet kennen, tenzij je een diepe gemeenschap vormt. Je kunt God niet in je eentje leren kennen. Dan leer je maar een klein stukje van God kennen. En het deel dat jij ziet van God onthoud je andere mensen, die het juist nodig hebben dat jij hen dat deel van God laat zien. En jij hebt nodig wat zij hebben.

In Amerika zegt een groot deel van de mensen dat je een prima christelijk leven kunt leiden zonder naar de kerk te gaan. Alles wat Tim Keller daarover kan zeggen dat dat idee gebaseerd is op een beeld van God dat niet klopt, want de echte God woont in een gemeenschap. De glorie, de heerlijkheid van God komt tot ons als we samen een geestelijke tempel vormen.

De kerk is dus een intense gemeenschap.

  1. Hoe zit dat dan met de wereld om ons heen? Wat is onze relatie met de mensen buiten de kerk, buiten de gemeenschap?
Petrus laat zien dat er een diepe spanning moet zijn tussen de kerk en de wereld om ons heen.

Vooraf een opmerking over wat sociologen, historici jaren lang hebben gezegd over kerk, namelijk dat de kerk de neiging heeft zich te verhouden tot de omringende cultuur op twee manieren.

  1. De sektarische, fundamentalistische groepen
  2. De aan de wereld aangepaste groepen (‘ mainstream’)

De eerste groep houdt zich erg afzijdig van de omringende wereld. Je komt hier niet makkelijk binnen, er zijn strenge regels. De maatschappij is buiten.
De tweede groep maakt deel uit van de maatschappij, zij zijn de maatschappij. Zij hebben nauwelijks doctrines, je mag gewoon komen. Ze houden van iedereen.
Maar wat ze gemeenschappelijk hebben is dat het bij beiden om ‘power’ gaat. Een van de manieren om ‘power’ te krijgen in een maatschappij is door het compleet reflecteren van de waarden van de maatschappij. Dus als je geaccepteerd wil worden door de maatschappij moet je hun waarden adopteren. Je assimileert.  Zo kom je in de hogere kringen van de maatschappij terecht en word je niet als een sektarisch of fundamentalistisch persoon gezien.

Maar met de sektarische, fundamentalistische benadering gaat het ook om het krijgen van ‘power’. Zij krijgen macht door de wereld te belasteren. Ze houden hun mensen onder controle door hen te vertellen hoe anders ze zijn dan de wereld. Het lijden wordt vermeden, want we blijven uit de buurt van de slechte wereld. Maar dat doet de aan de wereld aangepaste groep ook, want zij zijn net als ieder ander mens.

Maar wat zegt de bijbel over hoe de kerk verondersteld wordt te zijn? Zoals de sektarische groep, of als de aan de wereld aangepaste groep? Nee, geen van beiden!

Kijk in vers 11 en 12:

11 Geliefde broeders en zusters, u bent als vreemdelingen die ver van huis zijn; ik vraag u dringend niet toe te geven aan zelfzuchtige verlangens, die uw ziel in gevaar brengen. 12 Leid te midden van de ongelovigen een goed leven, opdat zij die u nu voor misdadigers uitmaken, door uw goede daden tot inzicht komen en God eer bewijzen op de dag waarop Hij komt rechtspreken.

In eerste plaats valt het woord ‘ vreemdelingen’ op. Er wordt ons verteld niet te assimileren, we zijn niet als de ons omringende cultuur. Jullie zijn vreemdelingen (aliens, in het engels). In het grieks betekent dat woord ‘ buitenlanders’. En Petrus heeft het tegen Grieken in Griekse steden en Romeinen in Romeinse steden. Mensen die al generaties lang in die stad wonen. Hij zegt dat als je christen wordt, je een buitenlander wordt.

De eerste christenen waren ook vreemdelingen voor de mensen om hen heen. Ze gingen niet meer naar de evenementen waar veel bloed vloeide, zoals de gladiatorenfeesten. Ze deden niet mee aan de oorlogen van Ceasar om de wereld te veroveren. Ze waren tegen abortus en het wegdoen van kinderen met het verkeerde geslacht. Vrouwen kregen een heel andere positie, ze werden niet onderdrukt maar kregen zelfs leidinggevende taken, wat heel anders was dan in de rest van de maatschappij. Ze waren tegen seks buiten het huwelijk. Ze waren tegen seks tussen mensen van het zelfde geslacht. Ze zorgden heel radicaal voor de arme mensen. In hun vergaderingen waren rassen en nationaliteiten gemengd. En als laatste geloofden ze dat alleen Christus de weg tot redding was, in tegenstelling tot de maatschappij die vele goden diende.

Zo’n groep mensen, die er deze praktijken op na hielden, was nog nooit eerder gezien. Ze waren vreemdelingen, niet zoals de Grieken en de Romeinen.

Nu kun je zeggen: “ Ja, dat was toen.”
Maar hoe zou het zijn als er nu zo’n groep mensen was, die dezelfde bijbelse waarden zou volgen. Het is liberaal (bv. gelijke positie ongeacht klasse, sekse of ras) en conservatief (Jezus is de enige weg, tegen abortus) tegelijk! We zijn vreemdelingen. We passen niet in de traditionele plaatjes. We passen niet in het westerse individualisme. We zijn niet liberaal, we zijn niet conservatief.

We zijn altijd vreemdelingen geweest. Er is nooit een cultuur geweest die wel paste. Zodra je de waarden van het evangelie uitdraagt, word je een vreemdeling, een buitenlander.
Maar aan de andere kant zijn we vreemdelingen die wel wonen op de plek waar we vreemdeling zijn. We zijn geen toeristen, geen gastarbeiders die een paar jaar komen werken voor geld en dan weer naar huis gaan. Kijk maar in vers 12:

12 Leid te midden van de ongelovigen een goed leven, opdat zij die u nu voor misdadigers uitmaken, door uw goede daden tot inzicht komen en God eer bewijzen op de dag waarop Hij komt rechtspreken.

We moeten dus de omringende wereld niet aanvallen, maar er ook niet in assimileren. Dit sluit helemaal aan bij wat Jezus zegt dat je een stad op de berg moet zijn en het licht van de wereld. Laat mensen je goede daden zien zodat ze God eer geven.
Goede daden doen in de bijbel is geen moreel gedrag maar is het doen van goede dingen, dienen.
Als je niet assimileert of niet de maatschappij aanvalt, maar je vasthoudt aan de bijbelse waarden en echt anders bent, maar je dient en komt dichtbij, je houdt van je buren en je geeft jezelf aan je stad en je land, wat dan?
In de tekst staat dat je belasterd zal worden. Maar ook dat men tot inzicht zal komen. Beiden!

Wat impliceert dit?
Elke cultuur bestaat uit mensen die geschapen zijn door God, die beelddragers zijn van God. In elke cultuur is de wijsheid van God, zijn richtlijnen, op een of andere wijze aanwezig. In elke niet-christelijke cultuur zijn bijbelse waarden te vinden. Mensen zullen ons belasteren doordat we anders zijn, dingen anders doen, maar aan de andere kant zullen ze herkennen dat wat christenen doen deels overlapt met hun eigen waarden.

Voorbeeld:

De bijbel spreekt over veel verschillende waarden. Bijvoorbeeld:
            over seks, familie en mannelijk of vrouwelijk zijn
            dat je je andere wang ook moet toekeren naar je vijand,
            dat je je vijanden moet liefhebben,
            dat je de hongerige vijand moet voeden,
            je 70 x 7 keer moet vergeven, dus nooit moet stoppen met vergeven
Hoe wordt er in verschillende culturen gereageerd op deze bijbelse waarden?
In oosterse, traditionele culturen zijn ze het eens met wat de bijbel zegt over seks en families. Maar als je het hebt over je andere wang toekeren en je vijand liefhebben is dat ongerijmd!
“ Wij geloven in oog om oog”.
Ga naar New York City met een Westerse individuele cultuur en praat over dezelfde waarden. Liefde, vergeving, dat vindt men prachtig. Maar het bijbelse spreken over seks en gender is achterhaalt.

Dit laat zien dat elke cultuur ons zal afwijzen en zich in ons zal herkennen. Op verschillende manieren. Elke cultuur zal dat doen als we niet aangepaste vreemdelingen zijn. We zijn vreemdelingen, we zijn niet geassimileerd, maar we zijn liefhebbende vreemdelingen. We dienen de mensen. De assimileerde christenen zullen niet lijden omdat ze zich hebben aangepast. De fundamentalisten zullen niet lijden omdat ze zich hebben afgezonderd. Maar wij zullen wel lijden.

Dat is het hele punt van het hele boek 1 Petrus.
Je zult ervan worden beschuldigd dat je dingen fout doet. Blijf genadig. Verwacht dat dat gebeurt. Vraag je niet verontwaardigd of hoe mensen je dit aan kunnen doen. That’s the way it is! En dat is hoe je getuigt. Wees anders, op een niet verdedigende manier.

Dit is een ongelooflijke visie. De vraag die natuurlijk op komt is hoe je dit voor elkaar krijgt. Hoe doe je dit??
In de Reedemer Church willen ze dit heel graag uitdragen, maar het is erg moeilijk. Waar halen ze de kracht vandaan om dit te doen?

  1. Waar haal je de kracht vandaan om dit te doen?
Terug naar de tekst, 1 Petrus 2:4:

4 Voeg u bij hem, bij de levende steen

De manier waarop wij zo’n kerk kunnen worden, is door naar de ‘Levende Steen’ toe te gaan, naar de Hoeksteen, naar Jezus Christus. Voeg u bij hem.

Dat betekent drie dingen:

  1. Je moet toegeven dat je een Hoeksteen nodig hebt
  2. Je moet zien hoe kostbaar Hij is
  3. Je moet tot Hem toetreden en een eenheid met Hem vormen
1. Geef toe dat je een Hoeksteen nodig hebt.

Vers 7:

7 Kostbaar is Hij voor u, die erop vertrouwen. Voor wie er niet op vertrouwen, geldt echter: ‘De steen die de bouwers afkeurden is de hoeksteen geworden.’

Dit betekent dat iedereen een ‘ bouwer’ is. Iedereen bouwt op een hoeksteen. Dat kan op Gods manier, dat kan op je eigen manier, maar iedereen bouwt ergens op. Als je niet op Jezus bouwt, bouw je op ‘ iets’.

Maarten Luther zei het zo: De hoeksteen is je fundament. En het fundament van een gebouw is datgene waar het hele gebouw op rust. Als de hoeksteen op een of andere manier niet stabiel, niet stevig is, gaat het hele gebouw schudden. De manier waarop je te weten kunt komen wat jouw hoeksteen is te kijken waar jij je op richt als dingen fout gaan. Waar haal jij dan je rechtvaardiging vandaan? Zeg je dan: nou, maar ik ben een goede ouder? Of dat je een moreel goed mens bent? Of houd je je eraan vast dat je het hebt gemaakt in de maatschappij?
Hoe verdedig je je zelf? Je hebt een hoeksteen.

Als je je leven bouwt op zo’n hoeksteen, zal je gebouw vroeg of laat gaan schudden, want het is niet stabiel. Je geld kun je kwijtraken, je kunt ziek worden, je maakt fouten…je kunt je identiteit er niet stabiel op bouwen. Maak van andere mensen niet je hoeksteen. Maak van je succes in de zakenwereld niet je hoeksteen.
Daarom staat er in 1 Petrus 2: 7:

6 In de Schrift staat immers: ‘In Sion leg ik een hoeksteen die ik heb uitgekozen om zijn kostbaarheid; wie daarop vertrouwt, komt niet bedrogen uit.’

Als je je leven bouwt op wat voor hoeksteen dan ook, je komt bedrogen uit. Dat zal je steeds overkomen. En dat voelt als falen. Het voelt als het niet hebben van een ‘ik’ .
Je moet dus eerst erkennen dát je een hoeksteen hebt en dat je een Hoeksteen nodig hebt.

  1. Je moet zien hoe kostbaar Hij is.
Vers 7: de Hoeksteen is kostbaar. Geloven in Christus is niet een kwestie van alleen maar geloven met je hoofd. Het is meer dan iets verstandelijks dat je gelooft dat Hij aan het kruis is gestorven. Hij moet ‘kostbaar’ voor je worden. Wat houdt dat in?

Stel je voor dat een dokter tegen je zou zeggen dat je binnen een week zou gaan sterven tenzij je een bepaald medicijn zou innemen. Dat wil je wel. Maar dan zegt de dokter: “ ho, wacht even, het is heel duur.” Je zou je huis en je auto ervoor moeten verkopen. Maar wat heb je aan je huis en je auto als je dood zou gaan, hoe erg je er ook aan gehecht bent?
Je zegt dus dat dat medicijn zo kostbaar voor je is, dat alles wat waardevol leek in vergelijking daarmee zijn waarde voor je verliest, het is allemaal vervangbaar.

Realiseer je je wat het betekent als je zegt dat Christus kostbaar voor je is?
Tenzij Hij die waarde voor je heeft, Hij zo heerlijk voor je is, zo prachtig mooi, dat alles om je heen zijn waarde verliest in vergelijking met Hem, kan Hij je Hoeksteen niet wezen.

Hoe kan Hij dat ooit voor je worden?
In de tekst staat dat Hij afgewezen en verworpen werd door de mensen. Waarom en hoe? Hij kwam tot de zijnen, maar de zijnen hebben Hem niet aangenomen. Hij was de ultieme vreemdeling. Toen Hij kwam wees zijn familie hem af en aan het eind van zijn leven verlieten zijn vrienden hem. Zelfs zijn Vader verliet hem.
Er is niks ergers dan afwezen te worden door de mensen waarvan je houdt. Dat doet zo’n pijn!

Dus Jezus is de ultieme vreemdeling. Maar ondanks het feit dat Hij verworpen werd assimileerde Hij niet. Hij veranderde niet omdat mensen hem verwierpen, Hij paste zich niet aan. Maar Hij viel de mensen ook niet aan en zonderde zich niet af.

Waarom? Waarom liet Hij dat allemaal gebeuren, tot aan het eind toe?

Omdat JIJ kostbaar bent voor Hem! Zelfs zijn leven was voor hem vervangbaar. Als je inziet dat jij zo kostbaar voor Hem bent dat Hij voor jou wilde betalen voor al je zonde, wordt Hij kostbaar voor jou. En dan ga je naar Hem toe, voeg je je bij Hem en vertrouw je Hem. Voeg je bij de levende steen om zelf als levende steen gebruikt te worden.
Wat betekent dat?
De hoeksteen bepaalde hoe de stenen eruit zagen. Het was niet alleen het fundament. Was de hoesteen sterk, dan waren de stenen sterk. Was de hoeksteen wiebelig, de stenen waren dan ook wiebelig.
Als de hoeksteen leeft, leef jij. Als de hoeksteen eer ontvangt, ontvang jij eer. Als de hoeksteen zich nergens over hoeft te schamen, dan jij ook.

Dat betekent het om christen te zijn. Op het moment dat jij een eenheid vormt met Jezus Christus (Hij leefde het leven dat ik had moeten leven, Hij stierf de dood die ik had moeten sterven), ben jij absoluut geaccepteerd. Als Hij wordt geaccepteerd door de Vader, dan jij ook. Als Hij prachtig is voor de Vader, dan ben jij ook prachtig voor de Vader.
En dat is het geheim van alle relaties waar het in deze preek over is gegaan. Als je dat diep in je ziel bevestigd weet, als je weet dat je op deze manier geliefd wordt, kun je je vrij voelen in de kerk. Dan hoef je niet op zoek naar mensen die ervoor kunnen zorgen dat jij je goed voelt over jezelf. Je kunt juist om je heen kijken naar mensen die het nodig hebben dat iemand naar hen omkijkt. Je kijkt niet om je heen om bevestiging te krijgen, maar om bevestiging te geven.

Omdat je hebt gezien hoeveel Jezus voor jou heeft geleden, hoe Hij vreemdeling werd, heb je zoveel bevestiging van wie jij bent, dat jij van mensen kunt houden die jouw kwaad doen. Jij hebt God, waar maak je je nog zorgen om!?
In 1 Petrus 2: 12 staat:

12 Leid te midden van de ongelovigen een goed leven, opdat zij die u nu voor misdadigers uitmaken, door uw goede daden tot inzicht komen en God eer bewijzen op de dag waarop Hij komt rechtspreken.

 In die tijd was het idee dat Jezus de enige Redder was buitensporig, afschuwelijk exclusief.  Christenen werden beschouwd als slechte mensen voor de maatschappij, omdat ze meenden dat Jezus de enige Redder was. Als jij gelooft dat jij de waarheid hebt, sluit je andere mensen buiten, meenden ze. Maar kijk wat er gebeurde. De christenen, die verondersteld werden mensen buiten te sluiten, leefden een leven waarin ze andere mensen juist omarmden. Ze waren veel liefhebbender en accepteerden veel meer van andere mensen dan hun ongelovige tijdgenoten. Ze keken om naar de armen. Hoe kon dat?

Na 9/11 hoorde je vaak dat religieus fundamentalisme, dat pretendeerde de waarheid te hebben, altijd tot terreur leidt. Tim Keller vraagt zich af of je ooit een Amish-terrorist hebt gezien (dit leidt tot gelach in de zaal, zo absurd is dat idee). De Amish zijn fundamentalisten.
Die stelling is dus niet houdbaar. Het hangt ervan af wat het fundament is onder het fundamentalisme.
En wat als het fundament onder je religie een man is die niet terug schold toen ze Hem uit scholden, die niet terug sloeg, omdat Hij zich overgaf aan de enige Rechtvaardige Rechter die zou gaan rechtspreken?

Wij worden ook gezien door de wereld als mensen met exclusieve waarheidsaanspraken. Maar als de waarheid een man is die sterft voor zijn vijanden, zonder zich aan te passen of hen aan te vallen, maar dienend, kun je door Hem de heerlijkheid zien van het evangelie en wat dat evangelie inhoudt. Dan ben je de kerk van Jezus Christus.

 

maandag 3 december 2012

Lijden: Als God goed is, waarom is er dan zoveel lijden?


Het lijden: als God goed is, waarom is er dan zoveel lijden in de wereld?
Suffering: if God is good, why is there so much evil in the World?
1 Petrus 1: 3-12

Vandaag staat één probleem centraal dat mensen hebben met het christelijk geloof:  het probleem van het kwaad en het lijden.

Een argument om niet te geloven en om geen christen te worden klinkt ongeveer zo:
‘Als God het toestaat dat er kwaad en lijden is, omdat Hij het niet kan stoppen, dan is Hij wellicht wel goed, maar niet almachtig. En aan de andere kant: als God het kwaad en het lijden toestaat, terwijl Hij het wel zou kunnen stoppen, maar dat niet wil, dan is Hij misschien wel almachtig, maar niet goed. Dus: een goede én almachtige God zoals de bijbel die schildert, kan niet bestaan.’

Hoe reageren we hier op?
Kort geleden heeft Tim Keller gesproken op een herdenkingsbijeenkomst voor 9-11 (was toen 5 jaar geleden) over het thema ‘het lijden’. Enkele van de gedachten van die lezing wil hij nu delen.

1 Petrus 1 vertelt ons één ding dat we in elk geval niet moeten doen, één manier waarop we niet met het lijden in de wereld om moeten gaan en daarna drie manieren hoe wel juist wel mee om moeten gaan met het lijden in de wereld.

Wat moet je in elk geval niet doen?
Petrus schrijft zijn brief aan mensen die al veel hebben geleden en die nog veel lijden te wachten staat. Veel mensen reageren op het lijden dat ze mee maken met het loslaten van het geloof in God. Het lijkt haast een natuurlijke reactie.

Maar Petrus zegt in vers 6 en 7:
 
6 Verheug u hierover, ook al moet u nu tot uw verdriet nog een korte tijd allerlei beproevingen verduren. 7 Zo kan de echtheid blijken van uw geloof – zoveel kostbaarder dan vergankelijk goud, dat toch ook in het vuur wordt getoetst – en zo verwerft u lof, eer en roem wanneer Jezus Christus zich zal openbaren.

 Dus: jullie hebben allerlei soorten beproevingen te ondergaan, zodat je door je geloof lof, eer en roem zult ontvangen.
De pijn en het lijden waar je nu door heen gaat, hoeft je geloof helemaal niet te verzwakken of te vernietigen. Het versterkt je geloof juist!
Hoe kan dat?
Petrus zegt, dat in het licht van het lijden het je niet baat om het geloof los te laten, dat helpt je nergens mee. Het helpt je niet het lijden te begrijpen, het helpt je niet het lijden te kunnen hanteren; het verlaten van je geloof helpt je helemaal nergens bij. Waarom niet?

Als er geen God is, als er geen hogere, goddelijke wet is, dan weet je niet wanneer een menselijke wet fout is of niet. Als er geen God is zouden mensen kunnen zeggen dat een wet onjuist is, maar dat zou alleen maar zo zijn volgens hun eigen standaards. En waarom zouden hun richtlijnen boven die van andere mensen gaan?

Nu nog een stap verder. Als er geen God is, dus ook geen goddelijke wet of regel, hoe kun je dan zeggen dat een bepaalde historische gebeurtenis niet juist is? Wat is er dan meer natuurlijk, als er niets anders is dan de natuurlijke wereld, dan geweld? Natuurlijke selectie is gebaseerd op geweld. Het recht van de sterkste.
Dus als er geen God is en de natuur alles is wat we hebben, wat is er dan mis met geweld? Dat is juist perfect natuurlijk.

De filosoof Sartre zei: ‘Als God niet bestaat, dan is er niet langer de mogelijkheid dat iets als goed bestempeld wordt, a priori. Dan staat er nergens geschreven dat iemand eerlijk moet zijn, niet moet liegen. Als God niet bestaat, is alles toegestaan.’
Als er geen God is, kun je wel het gevoel hebben dat iets wel of niet goed is, maar dat zijn maar persoonlijke gevoelens. Op welke basis kun je dan zeggen dat geweld niet natuurlijk is?

Dus zo zie je dat als je niet in God gelooft, het lijden en het kwaad een veel groter probleem is dan dat je wel in God gelooft.
Waarom? Als je er echt mee worstelt waarom je zoveel te lijden hebt als er een God is, en dit niet maar een filosofisch onderwerp voor je is, realiseer je dan dat je een groter probleem hebt als je níet in God gelooft. Op wat voor basis verlang je en vraag je om een betere wereld, als je geen God zou hebben?

Dus: als je het probleem van het lijden wilt begrijpen moet je juist niet je geloof vaarwel zeggen, dat zal je juist niet helpen.

Wat wel dan?
Petrus noemt drie manieren hoe wel het lijden tegemoet kunnen treden in ons leven.

  1. Je moet terug kijken naar iets
  2. Je moet vooruit kijken naar iets
  3. En je moet ergens in kijken
1. Je moet terug kijken.

Petrus vergelijkt het lijden met een vuur waar je goud en metaal in werpt. Problemen en zorgen zijn als een vurige oven waar je metalen in gooit. Het is een prachtige metafoor, maar één keer in de geschiedenis is het echt gebeurd! Ten tijde van Nebukadnezar werden de drie vrienden van Daniel in de oven gegooid omdat ze niet voor hem wilden knielen. In Daniël 3 wordt verteld dat de koning vol verbazing de mannen zag lopen in het vuur. Hij zag er zelfs een vierde man: een ‘zoon van God’. Wie was dat?

In het boek Jesaja 43 geeft God ons een belofte:
 
Wees niet bang, want ik zal je vrijkopen,
ik heb je bij je naam geroepen, je bent van mij!
2 Moet je door het water gaan – ik ben bij je;
of door rivieren – je wordt niet meegesleurd.
Moet je door het vuur gaan – het zal je niet verteren,
de vlammen zullen je niet verschroeien.


 De belofte is dus niet, dat als je gelooft je niet door diep water of door het vuur hoeft te gaan. De belofte is zelfs niet ‘áls je door water moet gaan’, áls…
De belofte geldt wannéér je door vuur en water gaat. De belofte is dat God zoveel van je houdt en zo goed voor je zorgt, het zal zijn als of God zelf met je mee wandelt. De moeilijkheden, het lijden, de zorgen zullen je niet breken of bitter maken, maar zullen je juiste verfijnen, zullen je karakter geven.

Nu kun je denken dat dit wel heel inspirerend klinkt, maar hoe weet je nou dat dit waar is?
Het Nieuwe Testament geeft een antwoord. Als God in het Oude Testament zegt dat Hij bij je zal zijn in het vuur, kijk dan naar het kruis van Jezus Christus om te zien hoe ver Hij gegaan is om die belofte waar te maken. De profeten voorspelden het lijden van Jezus Christus en de glorie die daarna zou volgen. Jezus werd het kwetsbare object van lijden, pijn en zelfs dood.

Aan het kruis zien we tot onze verbazing God hangen, onrechtvaardig veroordeeld. Hij is gelyncht!
Heb jij iemand verloren van wie je hield? Tot je verbazing zie je aan het kruis de Vader zijn Enige Zoon verliezen.
Schreeuw je het uit in je pijn: ‘God, waarom, waarom!?” Kijk naar het kruis en hoor Jezus het uitroepen van pijn: ‘waarom, waarom?”
Verbazingwekkend! Hij leed aan alles waar wij ooit aan hebben geleden. En meer. Veel meer. Er zijn mensen die veel erger hebben geleden dan Jezus en ook die veel sterker waren in hun lijden, bv de martelaars van de Makkabeeën. Die stierven met een glimlach op hun mond.

Jezus leed niet zo maar zoals wij lijden. Zijn lijden was niet voornamelijk fysiek. Hij kreeg wat wij verdienden.
De logische consequentie van dat je niet bij iemand wil zijn, is dat je bij diegene weggaat. Wij willen als mensen zelf de controle hebben over ons leven en niet dat God het voor het zeggen heeft. De natuurlijke consequentie is dat God bij ons vandaan gaat. Maar als Hij bij je weg gaat dan verlies je de bron van al het leven en het licht in je leven. Jezus ervoer dat. Hij droeg een eindeloos lijden. Het was veel erger dan het door het vuur moeten gaan, zoals in de oven van Nebukadnezar. Dat vuur was een kijkje vooruit voor Jezus, dat Hij zicht zou krijgen wat Hij zou moeten lijden voor ons.

Voor ons!

Ga met je vragen naar het kruis en stel daar je vraag: ‘God, waarom staat u het toe dat wij lijden?’ En al kan het kruis je niet het antwoord geven op de vraag waarom dat lijden gebeurt, het kruis kan je wel vertellen waarom het niet is. Het is niet omdat Hij niet van ons houdt. Dat Hij niet voor ons wil zorgen. We weten niet de reden waarom Hij ons laat lijden, maar wel dat het niet is omdat Hij niet van ons houdt!
Omdat Jezus al voor jou door het vuur is gegaan, mag je weten dat Hij bij je is in jouw persoonlijke vuur, waar jij doorheen moet gaan. Of je hem nu voelt of niet, Hij loopt naast je.

Dus het eerste wat je moet doen wil je het lijden kunnen hanteren: terug kijken, naar het kruis.

  1. Het tweede wat je moet doen: vooruit kijken.
Petrus spreek tot mensen die veel lijden en die nog veel lijden te wachten staat. Hij zegt in vers 3:

3 Geprezen zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus: in zijn grote barmhartigheid heeft hij ons opnieuw geboren doen worden door de opstanding van Jezus Christus uit de dood, waardoor wij leven in hoop. 4-5 Er wacht u, die door Gods kracht wordt beschermd omdat u gelooft, in de hemel een onvergankelijke, ongerepte erfenis die nooit verwelkt. U ziet de redding tegemoet, die aan het einde van de tijd zeker geopenbaard zal worden.

Je kunt niet door het vuur gaan zonder een levende hoop. En levende hoop is een kracht. Het is iets in de hemel, een erfenis, iets dat weelde brengt, maar het is niet iets strikts geestelijks. Want het voorproefje ervan, het teken dat je het zeker gaat krijgen, is de fysieke opstanding van Jezus Christus uit de dood. Dat laat zien dat er een nieuwe hemel en aarde gaat komen.

51 Ik zal u een geheim onthullen: wij zullen niet allemaal eerst sterven – toch zullen wij allemaal veranderd worden, 52 in een ondeelbaar ogenblik, in een oogwenk, wanneer de bazuin het einde inluidt. Wanneer de bazuin weerklinkt, zullen de doden worden opgewekt met een onvergankelijk lichaam en zullen ook wij veranderen. 53 Want het vergankelijke lichaam moet worden bekleed met het onvergankelijke, het sterfelijke lichaam met het onsterfelijke. 54 En wanneer dit vergankelijke lichaam is bekleed met het onvergankelijke, dit sterfelijke met het onsterfelijke, zal wat geschreven staat in vervulling gaan: ‘De dood is opgeslokt en overwonnen. 55 Dood, waar is je overwinning? Dood, waar is je angel?’ 56 De angel van de dood is de zonde, en de zonde ontleent haar macht aan de wet. 57 Maar laten we God danken, die ons door Jezus Christus, onze Heer, de overwinning geeft.

 God maakt geen geestelijk nieuw leven als compensatie voor wat wij in dit leven hebben verloren. Nee, de opstanding is geen compensatie, maar de restauratie van ons leven. Deze wereld, dit lijf, zal worden hersteld. Alles komt terug, maar dan puur, paradijselijk, gaaf.

Dus je moet vooruit kijken en een levende hoop hebben op wat gaat komen.

  1. Je moet ook ergens in kijken.
Vers 12:

12 Er werd hun geopenbaard dat deze boodschap niet voor henzelf bestemd was maar voor u, en nu is deze boodschap u verkondigd door hen die u het evangelie hebben gebracht, gedreven door de heilige Geest die vanuit de hemel werd gezonden. Het zijn geheimen waarin zelfs engelen graag zouden doordringen.

De engelen kijken heel graag, gepassioneerd, obsessief in het evangelie. Ze kennen het verhaal van de redding door Jezus Christus, en blijven er maar mee bezig. Steeds weer het evangelie van de redding door Jezus. Daar worden ze nooit moe van. Dat doen ze steeds weer. Waarom? Ze willen steeds nieuwe diepten zien van het evangelie. Wat zien zij?

Hoe kwam Jezus door zijn vuur heen? Hebr. 12: doordat Hij wist welke vreugde er op Hem wachtte. Hij had een levende hoop. Wat was zijn hoop? De liefde van de Vader? Nee. Die dreef hem juist naar de aarde en naar zijn vurige oven. Wat was zijn hoop? Waar kon Hij naar uitkijken dat Hij niet al lang had?

Wíj waren zijn hoop. Dat is wat Hij niet had. Jij! Mooi gemaakt, zonder fouten, perfect, hersteld, opgewekt, verheerlijkt. JIJ! In zijn armen.

Dat vulde hem met zoveel hoop dat Hij zijn vurige oven inging en er met goud uitkwam.
De gedachte dat jij zijn levende hoop was, maakt dat Hij jouw levende hoop wordt.