Neighbors: naasten (de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan)
Echte naastenliefde
ontdekken door jezelf als geredde naaste te ontdekken
Preek van
Tim Keller 23 februari 2003 gehouden in Redeemer Presbyterian Church New York.
[ Samenvatting: echte
naastenliefde is pas mogelijk als je door hebt dat jij zelf het hulpeloze
slachtoffer in de gelijkenis van de barmhartige Samaritaan bent; dat jij zelf
uit zo’n hopeloze toestand bent gered 100% afhankelijk van de genade van iemand
die je als je vijand zag. Zonder dat besef is hulp aan naasten moralistisch
gedreven en daarmee een vorm van zelfrechtvaardiging]
Lucas 10,25-37
Het
enig noodzakelijke
25 Er kwam een wetgeleerde die hem op
de proef wilde stellen. Hij vroeg: ‘Meester, wat moet ik doen om deel te
krijgen aan het eeuwige leven?’ 26 Jezus antwoordde: ‘Wat staat er in de wet geschreven? Wat leest u daar?’ 27 De wetgeleerde antwoordde: ‘Heb de
Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw kracht
en met heel uw verstand, en uw naaste als uzelf.’ 28 ‘U hebt juist geantwoord,’ zei Jezus
tegen hem. ‘Doe dat en u zult leven.’ 29 Maar de wetgeleerde wilde zich rechtvaardigen en vroeg
aan Jezus: ‘Wie is mijn naaste?’ 30 Toen vertelde Jezus hem het volgende: ‘Er was eens
iemand die van Jeruzalem naar Jericho reisde en onderweg werd overvallen door
rovers, die hem zijn kleren uittrokken, hem mishandelden en hem daarna halfdood
achterlieten. 31 Toevallig kwam er een priester langs, maar toen hij het slachtoffer zag
liggen, liep hij met een boog om hem heen. 32 Er kwam ook een Leviet langs, maar bij het zien van
het slachtoffer liep ook hij met een boog om hem heen. 33 Een Samaritaan echter, die op reis
was, kreeg medelijden toen hij hem zag liggen. 34 Hij ging naar de gewonde man toe, goot olie en wijn
over zijn wonden en verbond ze. Hij zette hem op zijn eigen rijdier en bracht
hem naar een logement, waar hij voor hem zorgde. 35 De volgende morgen gaf hij twee denarie aan de
eigenaar en zei: “Zorg voor hem, en als u meer kosten moet maken, zal ik u die
op mijn terugreis vergoeden.” 36 Wie van deze drie is volgens u de naaste geworden van het slachtoffer van
de rovers?’ 37 De wetgeleerde zei: ‘De man die medelijden met hem heeft getoond.’ Toen zei
Jezus tegen hem: ‘Doet u dan voortaan net zo.’
Inleiding
In de eerste hoofdstukken van Lucas (tot hoofdstuk 9) is het
vooral gegaan over de vraag ‘Wie is Jezus’. Vanaf hoofdstuk 9 gaat het over
‘wat betekent het om Jezus te volgen’. In het eerste deel van hoofdstuk 10 ging
het over een aspect van ons discipelschap: boodschapper te zijn. Alle
volgelingen van Jezus zijn geroepen om het evangelie door te vertellen.
In ons tekstgedeelte gaat het over een andere kant van het
volgelingschap: in plaats van het vertellen
over het evangelie gaat het nu over het tonen
van het evangelie aan je naaste. Bij het vertellen
van het evangelie benader je iedereen die het goede nieuws maar wil horen. Bij
het tonen van het evangelie is onze
opdracht om iedereen te helpen ongeacht of ze het evangelie nu geloven of niet.
Deze preek gaat over “Gospel Neighboring” : het tonen van
het evangelie in de praktijk aan je naaste.
1. Mandaat (opdracht)
2. Ernst / zwaarte (magnitude)
3. Motivatie
4. Hoe doe je dit?
1. Mandaat (opdracht)
Het tekstgedeelte is bekend van de gelijkenis, maar het
begint met een echte ontmoeting tussen Jezus en een (Bijbelse) wetgeleerde. De wetgeleerde
komt om Jezus te beproeven. Hij verwacht dat Jezus zal zeggen: ‘iedereen kan
bij God komen’ . Hij ziet namelijk dat Jezus allerlei mensen al welkom heeft
geheten die de wet overtreden. Dus wil hij duidelijk maken dat Jezus niet
werkelijk de wet respecteert. Hij vraagt: ‘wat moet ik doen om het eeuwige
leven te krijgen’, ‘Wat moet ik doen om door God geaccepteerd te worden’. Hij
verwacht dat Jezus zal zeggen: ‘het maakt niet echt uit hoe je leeft, God
accepteert iedereen’. En dan heeft hij Hem te pakken…
Jezus trapt niet in de val maar zet zelf een val voor hem.
Maar zijn val is een liefdes-val. Jezus gebruikt een manier die eigenlijk
altijd werkt als iemand je probeert klem te zetten met een vraag: stel een
tegenvraag. Hij vraagt ‘hoe leest u de wet?’. Het is niet zijn bedoeling dat de
wetgeleerde de hele Torah (met vele honderden regels) gaat voorlezen maar een
soort samenvatting gaat geven. En de samenvatting die je kunt verwachten in dit
geval wordt ook gegeven. De wetgeleerde bedenkt die niet zelf, maar geeft de in
die tijd ook al geldende samenvatting: “Heb
God lief met je hele hart en heb je naaste lief als je zelf”.
Over het eerste deel: heb God zo sterk lief dat hij je hart
vult. Een manier om te weten waar je hart op gericht is, is om te bedenken waar
je op gericht bent, waar je gedachten naar toe gaan als je niets te doen hebt
en niets je aandacht vraagt.
En dan volgt: heb je naaste lief als je zelf. Dat wil
zeggen: heb je naaste lief met alle kracht, plezier enz. die in je is. Steun
hem in moeite, maar ook als hem iets goeds overkomt. Wat jou blij maakt is om hem
blij te maken.
Dan zegt Jezus: ‘doe dit en je zult gered worden’. Dat lijkt
ook billijk: natuurlijk moet je God liefhebben van wie je alles gekregen hebt.
En het lijkt ook billijk dat je je naaste geeft wat je zelf ook graag wilt
ontvangen. Toch heeft de wetgeleerde er
een probleem mee. Het uitgangspunt in zijn leven is namelijk: God zal
beoordelen of ik deugdzaam genoeg heb geleefd. En hier is Jezus die aan hem
vraagt de wet samen te vatten en vervolgens zegt: “klopt, ga dat maar doen”.
Het punt is niet of je zo zou moeten leven of niet, het punt is dat de
wetgeleerde denkt dat je zo het eeuwige leven kunt verdienen. De man voelt aan
dat hij nooit aan deze norm kan voldoen, maar hij geeft niet direct op. Er moet
toch een grens zijn aan welke mensen je wel of niet hoeft te helpen?
Dus vraagt hij: “wie is mijn naaste dan? Wat is de minimale norm
waaraan ik moet voldoen?”. Eigenlijk vraagt hij: “wat is het minimale humane
niveau dat God eist?”. En Jezus antwoordt met een gelijkenis. Kern van de
gelijkenis: er is een hoofdpersoon, een held, die basale levensbehoeften van
een ander vervult door zijn daden. Het
kost heel veel, het is een groot offer en het is heel gevaarlijk. Deze man
biedt een compleet pakket aan hulp aan: emotioneel, fysiek, financieel,
medisch, vervoer etc. Jezus geeft met
deze gelijkenis een glashelder antwoord op
de vraag wat het minimale niveau is van naastenliefde: voorzie in de
behoeften van iedereen om je heen die hulp nodig heeft, ook als ze jouw geloof
niet delen. Immers: de Samaritanen en de Joden hadden elk hun eigen geloof en
vonden dat de ander godslasterlijk was. Jezus vertelt nu: ook zulke mensen die
je verafschuwt moet je helpen met zo’n grote opofferende liefde dat het mensen
verbaasd laat staan.
Dat wordt ‘Gospel Neighboring’ genoemd [noot: Gospel Neighboring
is niet goed vertaalbaar in een korte term. Het gaat er om dat het evangelie
wordt ‘genabuurd’, ‘aan de naaste
getoond’]. Het gaat er om dat je mensen om je heen helpt met zo’n opofferende
liefde dat mensen denken ‘deze persoon is zo onbegrijpelijk, ik wil meer over
dat evangelie weten’. Dit is de kern van het discipelschap: sociale
hulpverlening! Deel voedsel uit, bescherm de zwakken, bied onderdak aan wie het
nodig heeft, help de onderdrukten bevrijden. En dat is behoorlijk
verbazingwekkend.
Deze boodschap is te verbinden aan Mattheüs 25,31vv. Jezus vertelt daar: op de laatste
dag zal de herder de schapen van de jonge geiten scheiden [ vert: in onze
vertaling staat schapen van de bokken scheiden. In het engels heet het ‘Goat’
wat weliswaar als bok vertaald kan worden, maar normaliter is het ‘Geit’. Onze
geiten lijken niet zo op schapen, maar in het Grieks staat er een woord dat op
jong en geit duidt. In Israël was het bijna onmogelijk het verschil te zien
tussen (vooral jonge) schapen en geiten terwijl ze toch van elkaar gescheiden
moesten worden als ’s avonds de kudde in de veilige omheining moest worden
gebracht. Met het ‘bok’ in onze vertaling lijkt het om een geslachtsselectie te
gaan (bok = mannelijke geit maar ook een diersoort in de zelfde familie als
geiten en schapen) en valt niet meer op dat iets wat uiterlijk hetzelfde was
toch gescheiden moest worden. De engelse Bijbelvertaling NAS (New American
Standard) heeft ‘Young Goat’. Geiten en schapen waren al moeilijk te scheiden,
maar jonge geiten helemaal. Een herder moest dat soms doen omdat er in de kudde
behalve schapen ook geiten rond konden lopen die wel wat leken op schapen maar
het niet waren. Bronnen: zie http://www.scripture4all.org/OnlineInterlinear/NTpdf/mat25.pdf
en http://guides.wikinut.com/Differences-Between-Goats-and-Sheep/1kcjli4g/
.].
Op de laatste dag moeten de geiten van schapen worden
gescheiden. De mensen die slechts in naam gelovigen zijn worden uit de kudde
gehaald. De rechter van het heelal zal oordelen wie wel zegt gelovige te zijn,
maar het niet is en wie de genade van God ervaren heeft. Hoe kan Hij, de
Rechter, het verschil zien? Jezus vertelt dan waaraan de echte gelovige te
herkennen is: wie zijn naaste kleren heeft gegeven, of eten en drinken, of
bezocht heeft in de gevangenis, of geholpen toen hij ziek was. God ziet zulke daden
alsof ze aan Hemzelf zijn gegeven.
Jezus zegt vaker: aan de vruchten kun je gelovigen
herkennen. Neem twee vruchtbomen. De een geeft vruchten, de ander niet. Welke
is dood? De vruchten geven de boom niet het leven, maar ze maken juist het
leven zichtbaar. Jezus heeft het vermogen om zo’n verschil te beoordelen en dit
is waar Hij het aan ziet: als het leven wordt uitgegoten in daden van compassie
en dienstbaarheid vooral voor de armen: dat is een onweerlegbaar bewijs. Heb
jij al zulke dingen in je leven gezien? Het geeft
je niet het leven, maar het bewijst dat je het leven hebt. Dit is dus de opdracht
van het tonen van het evangelie.
2. Ernst / zwaarte
Misschien denk je ook wel: dit is wel heftig. Kan deze
opdracht niet worden beperkt? Kan het niet wat redelijker? Jezus laat op drie
manieren zien wat de ernst en zwaarte zijn van deze opdracht.
Wij willen graag grenzen stellen aan deze opdracht. Jezus
wijst ons op drie manieren waarop we dat doen en hij staat ons die alle drie
niet toe:
Beperken qua ‘Wie’
Als eerste proberen we te beperken wie we het evangelie zouden moeten tonen. Het is natuurlijk om
mensen te helpen die op je lijken, van wie je houdt en wie van jou houden. We
zoeken vooral mensen met wie we ons kunnen identificeren (wat betreft de situatie waar ze in zitten, hun leeftijd
etc.). We begrijpen wat ze meemaken of hebben het zelf ook al eens meegemaakt.
Jezus waarschuwt ons: je naaste is iedereen.
Hij doet dat door als hoofdpersonen Joden en Samaritanen (vijanden) neer te
zetten. Hiermee zegt Hij: waag het niet dit gebod te beperken: help zelfs je
vijanden!
Beperken qua ‘Wanneer’
Tim Keller zegt: ik zou nooit in New York terecht zijn
gekomen als ik deze tekst niet had begrepen. Mensen zijn wel bereid om iemand
te helpen van wie bijvoorbeeld het huis door bliksem is afgebrand. Maar wanneer
iemand in de problemen is gekomen omdat hij zelf zulke domme dingen heeft
gedaan is het zijn eigen schuld en hoef ik niet te helpen. Dus de beperking die
je dan toepast op het gebod is: je hoeft alleen te helpen als het niet hun
eigen schuld is dat ze problemen hebben.
De Samaritaan had reden genoeg om te denken toen hij het
slachtoffer zag: ‘deze man heeft dit verdiend. Hij hoort bij de onderdrukkers’.
Jonathan Edwards beschrijft in een preek allerlei smoesjes
die mensen in zijn eigen gemeente hadden om geen hulp te hoeven verlenen. Hier
zijn er een paar:
-
“ik hoef hen niet te helpen want ze zijn niet
écht heel erg arm en behoeftig”. Klopt niet, want er staat ‘je naaste
liefhebben zoals je zelf’. En wij maken
ons ook al druk om wat wij nodig hebben lang voordat we zelf helemaal berooid
zijn.
-
“ik hoef hen niet te helpen want ze hebben het
zichzelf aangedaan”. Klopt niet, want kijk eens wat Jezus voor ons deed. Als
God vanuit de hemel zou hebben gedacht: ik help alleen de mensen die hun schuld
niet aan zichzelf te danken hebben dan zou Jezus niet eens hebben hoeven te
komen…
We proberen dus te beperken onder welke voorwaarde we iemand
moeten helpen en Jezus maakt duidelijk: waag het niet dit gebod zo te beperken.
Beperken qua ‘Hoeveel’
Wij zeggen: ik kan me niet veroorloven om mensen te helpen,
het is te gevaarlijk voor me. Maar Jezus maakt met deze gelijkenis heel
duidelijk wat Hij daarover wil zeggen. Het verhaal speelt zich niet zo maar
ergens af, maar langs de weg tussen Jeruzalem en Jericho. Dat was een
gevaarlijke weg met allerlei bochten, heuvels en zelfs een pas die letterlijk
heet: bloed-pas omdat daar zoveel mensen waren overvallen, beroofd en vermoord.
Op het moment dat de priester en de Leviet langskomen en er met een boog snel
om heen lopen leeft het slachtoffer nog. Het lijkt verstandig van hen om snel
door te lopen. Want een slachtoffer dat nog leeft betekent: het gevaar is nog
vlakbij. Wegwezen dus! Als de Samaritaan dus wel stopt neemt hij een enorm
risico.
Als de Samaritaan het slachtoffer vervolgens bij de herberg
brengt zegt hij maar niet: hier heb je wat geld, maar hij geeft geld en stelt
zich garant voor alle eventuele verdere kosten.
Dit is wat Jezus wil: radicale hulp zonder allerlei mitsen
en maren. Jonathan Edwards haalt in zijn zojuist geciteerde preek Galaten 6,2
aan: “Draag elkaars lasten” en zegt dan: “Hoe kun je je onttrekken aan de
lasten van anderen? Hoe kun je iemand willen helpen zonder er zelf last van te
willen hebben? Je houdt je niet aan deze opdracht als je alleen maar anderen
met hun lasten wilt helpen als het je zelf geen lasten bezorgt. “. Als mensen
zeggen: Ik kan het me niet veroorloven om
hem of haar te helpen bedoelen ze vaak: ik kan het me niet veroorloven zonder dat
het mezelf last bezorgt, zonder dat het me echt offers kost.
Jezus zegt: weet je wie je moet helpen: zelfs mensen die je
haat; zelfs mensen die dit over zichzelf hebben afgeroepen, wiens eigen schuld
het is; zelfs als jouw hulp er toe leidt dat een deel van hun last op jou zelf
terecht komt.
Waag het dus niet naastenliefde in te perken.
3. Motivatie
Als je dit hoort, hoe radicaal naastenliefde is, overvalt de
vraag je misschien wel: hoe krijg je ooit mensen gemotiveerd om zo te gaan
helpen? Hoe kunnen mensen gemotiveerd worden om dit echt in de praktijk te
brengen?
Je kunt het op twee manieren doen: eentje die niet werkt en
een ander die absoluut wel werkt.
De eerste is: door
morele druk. En die bestaat weer in twee versies: de seculiere en de
religieuze. De seculiere versie motiveert je door te stellen dat het beschaafd is om iets voor
armen te doen. De religieuze versie stelt: jij moet zorgen voor anderen omdat
de bijbel of de koran of welk boek ook maar het je opdraagt. Er is geen enkele
grote godsdienst wereldwijd die niet aandacht heeft voor het zorgen voor armen.
Beiden proberen je door schuld te motiveren: “jij hebt
zoveel en zij hebben zo weinig. Voel je je daar niet slecht over? Geef het
weg.”
In deze gelijkenis zitten een priester een leviet die
extreem moreel gedreven zijn. Zij stonden juist bekend om hun zorg voor de
armen. En juist deze mensen weigeren te helpen als het ze écht iets kost, als
ze er zelf door in gevaar komen.
Met moraliteit kom je niet ver. Moraliteit verandert je niet
wezenlijk. Voel jij je schuldig omdat je eigenlijk meer zou moeten geven aan de
armen? STOP daarmee! Het brengt je namelijk niet waar Jezus je wil hebben. Jezus
wil niet dat jij je vanuit schuld laat motiveren.
De tweede manier om
gemotiveerd te zijn tot radicale naastenliefde (en die wel echt werkt) komt
voort uit de vraag ‘van wie was jij de naaste?’.
De sleutel die Jezus geeft in de gelijkenis ligt in het feit
waar hij de Schriftgeleerde plaatst in het verhaal. Het verhaal had heel anders
kunnen zijn. Bijvoorbeeld: ‘Er was eens een man zoals jij die langs de weg een
Samaritaan aantrof (een vijand dus) die slachtoffer van een beroving was. Hij
stapte over al zijn bezwaren heen (dat het om een vijand ging, dat het
gevaarlijk was) en hielp de man overeind, verzorgde zijn wonden en bracht hem
naar een herberg. Doe zoals die man!’. Als Hij dat gedaan had zou de
wetgeleerde Jezus hebben uitgelachen. Hij zou hebben gezegd ‘je denkt toch niet
dat ik mijn volk ga verraden door zo’n
vijand te helpen! Niemand die zichzelf respecteert zou zo doen!’.
Hij plaatst de hoofdpersoon juist als gewonde op de weg.
Stel dat JIJ daar zou liggen op de weg. Zou je niet behoefte hebben aan
genade? Stel dat jij echte genade nodig zou
hebben van iemand die jouw vijand is. Iemand die jou niets verplicht is,
integendeel zelfs.
Wat zou je dan doen? Zou je de helper niet radicaal lief
hebben?
Als Jezus hem alleen maar een gebod zou hebben gegeven zou
hij kunnen hebben instemmen dat het een goed gebod is, zonder dat zijn hart
veranderd was. Maar de vraag die nu op de man afkomt is: wat zou je doen als
jij op de grond had gelegen. Als jij zo’n extreme daad van genade zou ontvangen
van iemand die jij juist had verafschuwd, iemand die alle reden had om jou 100%
af te wijzen. Zou je dan niet heel anders naar iedereen om je heen kijken? Naar
de mensen die zich onverantwoordelijk gedragen
Jezus zegt: je zult nooit een radicale naaste worden als je
er niet eentje bent geweest. Jezus draait de vraag 180 graden om. Het begint
met ‘wie is mijn naaste’ en verandert in ‘van wie was jij de naaste’. Jezus geeft niet een nieuwe regel, maar een
nieuwe dynamiek.
4. Hoe doe je dit?
Jezus veranderde dus de vraag: wie is de naaste voor jou?
Dat maakt het ook zo moeilijk voor de wetgeleerde om te antwoorden op de vraag
‘wie was de naaste voor de man in nood?’. Hij krijgt het woord niet over zijn
lippen en zegt ‘de man die genade heeft getoond’. Jezus geeft niet weer een nieuwe regel (dat
zou je hart niet veranderen) maar je krijgt een dynamiek, een nieuwe levensrichting.
Het evangelie stelt: we zijn allemaal bezig met
zelfrechtvaardiging. Alles waarop je je richt om jezelf te rechtvaardigen zal
je tot slaaf maken. Richt je je er op om mensen tevreden te stellen? Dan word
je beheerst en gecontroleerd door de mensen die je wil behagen. Richt je je
hart op familie? Dan word je geheel beheerst en ingenomen door familie. Wat je
ook probeert te vinden om jezelf te redden en ‘geluk te laten ervaren’ zal je
binden, slaan, vernietigen.
Jezus kwam op onze weg en Hij toonde ons compassion. Een
woord dat heel vaak voorkomt in de Bijbel. En Hij toonde compassie niet alleen
door het leven te riskeren maar zelfs door het te geven! Radicale naastenliefde
ontstaat niet door een radicale regel maar door een radicale drive vanwege je
eigen redding. Je moet jezelf “her-naasten”
(Re-neighboring). Als jij de echte grootste Naaste ziet en wat hij voor
je gedaan heeft, dan kun je liefde geven die je anders nooit zou kunnen bieden.
Wat moet je concreet doen? Drie dingen
1. Re-neighbor:
ontdek wiens naaste jij bent geweest.
Over de drie mannen in de gelijkenis staat bij alle drie dat
ze het slachtoffer zagen. De
Samaritaan ging verder en dacht na,
maakte een beslissing en kwam in contact met het slachtoffer. Hoe zit het bij
jou? Zie jij wel welke nood er in jouw omgeving is? Of zie je het misschien wel
en kom je niet verder dan het te constateren?
Om écht tot naastenliefde voor je omgeving te komen moet je jezelf her-naasten,
overdenken en in contact komen met naasten!
2. Weef de boodschap
en het ‘echte naaste zijn’ zijn door elkaar.
De boodschap is: alsjeblieft, geloof dit. Jouw houding als
naaste is intussen: ik hou van jou of je nu wilt of niet. Weef de boodschappen tezamen voor lichaam en
ziel. Zo waren Christenen later ook
bekend in bijvoorbeeld het Romeinse rijk rond keizer Julian (361 n. Chr.).
[Vert.: Julian was een keizer die probeerde het Romeinse rijk te herstellen ten
koste van het christendom]. Julian schreef een brief aan een vriend waarin hij
zich beklaagde over de goede naam van Christenen: “Waarom hebben we er niet
meer aandacht voor dat de zorg van Christenen voor vreemdelingen positief op
hen afstraalt? Het is beschamend dat deze Christenen naast hun eigen armen ook
nog eens voor onze armen zorgen!”.
3. Werk aan
verzoening voor het racisme in je hart.
Jezus heeft hier te maken met een man die een
zelf-rechtvaardigend hart heeft, iemand die het evangelie nog niet begrepen
heeft. Hij is wel religieus maar snapt het evangelie niet. Jezus veronderstelt
dat hij een racist is door er vanuit te gaan dat de wetgeleerde de Samaritaan
wel zou haten vanwege zijn andere ras. En dat komt nog een stuk dichterbij.
Binnen Redeemer denkt niemand dat hij een racist is. Er zijn alleen wel twee
soorten leden: blanke gestudeerde mensen en mensen uit culturele minderheden.
De blanke zegt: “ik ben geen racist zeg! Ik heb al die cursussen gevolgd en
weet hoe het moet”. De mensen uit minderheden zeggen: “ik ben geen racist zeg!
Ik ben juist het slachtoffer van racisme.” Wat is het probleem dan?
Jezus gaat er vanuit dat ons hart denkt volgens racistische
trekjes totdat we het evangelie
werkelijk begrijpen. Als je je prettiger voelt door om je heen te kijken naar
mensen die het minder goed hebben dan jij en ze te gaan helpen vanuit het idee
‘ik ben beter dan zij’ zijn dat racistische motieven.
Onderzoek wat racisme in je hart werkelijk is:
zelfrechtvaardiging.
Voel je jezelf nog schuldig? Richt je op de genade van
Christus en zie wat Hij deed om jou te redden. Ga met je echte schuld naar
Jezus toe. Als je niet door hebt hoe het voor ons feitelijk vernietigend
moeilijk is wat er aan naastenliefde van ons wordt gevraagd snap je nog niet
hoe groot de genade is die je nodig hebt. En als je die genade wél hebt ervaren
en ziet wat Jezus gedaan heeft voor jou en als je daarmee je hart laat vullen
dan kun je zingen:
Amazing Grace, how sweet the sound,
That saved a wretch like me.
I once was lost but now am found,
Was blind, but now I see.
That saved a wretch like me.
I once was lost but now am found,
Was blind, but now I see.
( Geweldige Genade,
hoe zoet is het geluid
Dat een stakker als mij redde
Ik was eens verloren, maar nu ben ik gevonden
Ik was blind, maar nu kan ik zien)
Dat een stakker als mij redde
Ik was eens verloren, maar nu ben ik gevonden
Ik was blind, maar nu kan ik zien)
En dán kun je doen wat Jezus leert in deze gelijkenis.