donderdag 26 juni 2014

Jezus Missie – Jouw Missie

Preek van Tim Keller (15 maart 1992) gehouden in Redeemer Presbyterian Church New York.

Te beluisteren via http://sermons2.redeemer.com/sermons/missions   

Johannes 17,13-19

13 Nu kom ik naar u toe, en ik zeg dit terwijl ik nog in de wereld ben, opdat zij vervuld worden van mijn vreugde. 14 Ik heb hun uw woord gegeven. De wereld haat hen, omdat ze niet bij de wereld horen, zoals ook ik niet bij de wereld hoor. 15 Ik vraag niet of u hen uit de wereld weg wilt nemen, maar of u hen wilt beschermen tegen de duivel. 16 Ze horen niet bij de wereld, zoals ik niet bij de wereld hoor. 17 Heilig hen dan door de waarheid. Uw woord is de waarheid. 18 Ik zend hen naar de wereld, zoals u mij naar de wereld hebt gezonden. 19 Ik heb mij geheiligd omwille van hen, zo zullen ook zij door de waarheid geheiligd zijn.

Samenvatting

Misschien ben je in je dagelijks leven vooral bezig met je eigen huis, je meubels, je kleren, je zelf. Als dat zo is, negeer je de roeping van God. Hij zegent ons niet voor onze eigen behoeften, maar hij stuurt ons er op uit om Jezus zichtbaar te maken en om zo anderen te zegenen. Jezus laat zien dat Hij gezonden is door de Vader en dat Hij, nu zijn missie voltooid is, ons een missie opdraagt. Een missie die voor Hem, maar ook voor ons, uiteindelijk diepe vreugde veroorzaakt. Een missie die bedoeld is tot redding van anderen. Omdat de Vader Jezus zond had Hij de kracht om de opdracht uit te voeren. Zo moeten ook wij naar Jezus zien om kracht voor onze missie te krijgen.
 

Enkele citaten uit de preek

  • Hoe weet je of je echt Jezus ontmoet hebt? Als je merkt dat je overstroomt van het goede nieuws en het absoluut niet beperkt tot je privé leven.
  • Als je jezelf hoger acht dan alles om je heen en geen enkele waarheid accepteert als een hogere waarheid, dan verlies je juist je eigenwaarde.
  • Zonder hét enige echte levensdoel is je leven vreugdeloos. Velen van jullie hebben de vreugde in je leven verloren omdat je geen hoger doel kent dan alleen jijzelf. En nogmaals: de ironie is dat je juist als je jezelf zoekt, dat je dan jezelf verliest. En als je Christus zoekt vind je jezelf bovendien.
  • Wat maakte Jezus een man met een missie? De Vader. Wat maakt jou een man of vrouw met een missie? De Zoon.
  • Als je denkt dat geloof maar een  privé-aangelegenheid is heb je Hem nog niet werkelijk ontmoet.
  • God zegent nooit alleen, maar Hij zegent om mensen zelf tot zegen te laten worden en daarvoor moet je er op uit – uit je veilige ‘schil’. Dan volg je Jezus na. Want Jezus was eerst heel veilig in de hemel, maar Hij verliet die veiligheid en volmaaktheid om ons tot zegen te worden. Hij maakte zichzelf kwetsbaar en werd gedood. Als je niet beseft dat je kwetsbaar zult kunnen worden wanneer je gezegend bent, ben je niet werkelijk gezonden en heb je niet werkelijk de glorie en grootheid van God gegrepen.
  • Als je de zegen van God zo wil doorgeven door anderen tot zegen te zijn, dan merk je hoe God het principe gemaakt heeft: Hij roept mensen, heiligt ze, zegent ze en stuurt ze er op uit om tot zegen te zijn. Dat is de kracht van missie: hij trekt jou naar zich toe om je er vervolgens op uit te sturen. Heb je dat wel ervaren?
  • Hebben we wel de juiste heiligheid? Kijk maar hoe de kerk groeide vanaf het begin, zoals het in Handelingen beschreven staat. Het ene heilige leven raakte een ander heilig leven aan. Het evangelie wordt verspreid door heilige levens.
  • Misschien merk je wel dat er weinig van missie in jouw leven te merken is. Wellicht komt dat omdat je al jaren voor jezelf leeft. Misschien ben je vooral bezig met je eigen huis, je meubels, je kleren je zelf. Als je daar vooral mee bezig bent wordt je hart gesmoord terwijl je juist gemaakt bent voor iets dat zoveel mooier is dan al die materiële zaken. Je bent gemaakt voor een wereldveranderende missie! De enige manier waarop je dat nieuwe leven kunt ontdekken is door te zien wat God deed. Hij zond Zijn Zoon naar deze wereld en bracht hier zijn waarheid. Hij verandert mensen en zegt: doordat ik jou verander kun jij nu ook andere mensen veranderen.
 

Inleiding

Heb je wel eens gemerkt dat mensen vaak niet openhartig zijn naar predikanten? Het gevolg is dat predikanten een beetje ‘tussen de regels door moeten luisteren’ om mensen echt te leren kennen. Als ik bijvoorbeeld tegen een New Yorker vertel dat we deze week onze jaarlijkse conferentie over het missionaire werk van onze gemeente hebben, dan zeggen ze: ‘o, leuk om te horen.’ Maar intussen zie ik ze denken ‘Waarom?....Waarom zou je dat doen?’ En ze zouden eigenlijk willen zeggen: ‘Leuk dat jullie geloven, maar waarom zou je er reclame voor maken?’
In hedendaagse films en boeken krijg je vaak een karikatuur van zendingswerk te zien. Zendelingen worden vaak afgeschilderd als oppervlakkige imperialisten die bestaande culturen verwoesten. Logisch dat niet-gelovigen zending en evangelisatie maar achterhaald en misplaatst vinden. Is dat eerlijk en klopt het beeld dat ze hebben eigenlijk wel?
In vers 18 staat kernachtig beschreven wat de wezenlijke betekenis is van christelijke zending: “Ik zend hen naar de wereld, zoals u mij naar de wereld hebt gezonden”.  Deze tekst bevat twee keer het woord zending (missie). Als je een missie hebt dan ben je gezonden. Het woord uit de grondtekst heeft die betekenis: apostellō betekent ‘iemand heenzenden’
[Vert.: in het Nederlands kennen we zending en missionair werk. Zending wordt historisch gezien vaak gebruikt in de betekenis van het verspreiden van het evangelie onder mensen ver bij je woonplaats vandaan. Missionair werk is een bredere term waaronder bijvoorbeeld ook georganiseerde en persoonlijke evangelisatie vallen. In het Engels (en in deze preek) wordt vaak over ‘mission’ gesproken, zowel in de betekenis als ‘zending’ als ook ‘missie, opdracht.’ In de vertaling is gekozen om ‘missie’ te gebruiken omdat de preek doelt op ons persoonlijk ‘gezonden zijn’].
Jezus vertelt ons dat niet alleen Hij gezonden is, maar dat bovendien iedereen die met Hem verbonden wordt óók zo’n missie krijgt. Dit Bijbelgedeelte geeft ons twee gezichtspunten op missie.
Allereerst kunnen we leren dat een missionaris iemand is die gezonden is om iets te laten zien. Hier in New York (maar ook in een regeringsstad als Den Haag) zijn diverse missies te zien. De missie van Zuid-Afrika; de missie van Senegal; de missie van Canada etc… Misschien heb je die gebouwen wel eens gezien. Wat is er in zo’n missie-gebouw te vinden? De ambassadeur. Een missionaris en een ambassadeur zijn vergelijkbaar. Jezus was gezonden om iets te laten zien. Kijk maar in vers 6: ‘ik heb uw naam bekendgemaakt.’ Hij moest ons God laten zien. Dat kun je vergelijken met wat een ambassadeur moet doen: hij vertegenwoordigt zijn land op een betrouwbare wijze.
Maar we kunnen nog een stapje verder gaan. Jezus was niet alleen gezonden om ons iets te laten zien, maar Hij heeft ons de waarheid getoond met een bepaalde reden. Dat is het tweede gezichtspunt dat we krijgen op missie in deze Bijbeltekst: Jezus is gezonden om te redden. Hij gaf gehoor aan de opdracht van de vader ‘omwille van hen’ (vers 19). Hij kwam om zondige mensen heilig te maken.
Samengevat laat de tekst dus zien dat een missionaris niet alleen iemand is die gezonden is om iets te laten zien, maar ook om te redden.
Juist dit aspect van het christendom stuit veel mensen tegen de borst. Zij vinden het geloof op zich prima, maar dat missionaire gepraat vinden ze maar niets. Er is waardering voor het feit dat de Bijbel van alles leert over goede normen en waarden, maar dit gedeelte roept afkeer op. Dat christenen proberen om mensen te bekeren, dat is aanstootgevend. De kritiek is dan: ‘Het is toch bekrompen om te denken dat als mensen niet jouw weg gaan dat ze dan verloren zullen gaan?’
Bekrompen?... Stel je eens voor dat jij iemand ontmoet en je herkent in die ander symptomen van een ziekte die jij ooit ook gehad hebt. En stel dat jij weet dat die ziekte dodelijk is, maar ook: welke behandeling er nodig is om genezen te worden. Als die ander dan blijft ontkennen dat hij ziek is en hij weert al jouw adviezen over genezing af, wat doe jij dan? Je gaat dan proberen die persoon toch te overtuigen! Je vertelt zo duidelijk mogelijk over je eigen ervaring en dat die ander écht hetzelfde gevaar loopt als jij eens liep. Wat ben je dan aan het doen? Je bent missionair aan het werk…
Wat is er missionair aan zo’n situatie? Heel eenvoudig: je hebt op dat moment die krachtige combinatie van zowel liefde als waarheid voor die persoon. Als jij weet wat die persoon werkelijk nodig heeft om gered te worden en je hebt die persoon lief, dan moet je wel je missie oppakken! Liefde én waarheid zijn dan beiden nodig. Want als je van iemand houdt, maar in jou is geen waarheid die hen echt kan redden, dan is er geen sprake van missie. Als je wél de waarheid kent die hen redt, maar je geeft niets om die persoon, ook dan is er geen sprake van missie. Maar als liefde én waarheid je hart ineen laten krimpen voor die persoon dan móet je wel missionair bezig gaan. Is dat nou bekrompen? Als het al bekrompen is, dan is het intens, indringend, het zet er druk op. Zoals je water kunt samenpersen door een heel smalle opening, dan komt het er onder hoge druk uit. Liefde raakt je altijd diep, in het bijzonder als je ziet dat mensen bedreigd worden. Als jij het bekrompen vindt om mensen te vertellen over het evangelie dan zie je het verkeerd. Je denkt dan dat het bekrompen is om mensen te vertellen over jouw overtuigingen als ze in grote nood zijn. Maar je vergeet dan dat je een missionaire opdracht hebt gekregen. Je helpt mensen pas echt door ze in de richting te wijzen waar de enige echte hulp te vinden is.
Als je toch denkt dat het bekrompen is om mensen te willen overtuigen over dé weg en je wilt mij daarvan overtuigen, dan ben jij hetzelfde aan het doen als wat je mij verwijt. Je probeert mij dan te overtuigen van jouw visie: de individualistisch relativistische visie.
Als je écht de liefde en waarheid in je hebt is het onvermijdelijk om missionair bezig te gaan. Dat is er met christenen aan de hand. Een christen luistert naar Jezus die zegt: ‘Komt tot mij en drink. Als je gewoon water drinkt word je altijd weer dorstig. Maar ik geef je water waardoor je nooit meer dorstig zult zijn. Ik maak je zelfs tot een bron van levend water.’ Jezus geeft je niet alleen het levende water, maar ook de bron zelf! Als je ontdekt hebt dat dat écht waar is, wat gebeurt er dan vervolgens? Je zult nooit meer kunnen zeggen dat geloof maar een persoonlijke overtuiging is.
Hoe weet je dat je echt gedronken hebt uit deze bron van levend water? Hoe weet je dat je Christus echt hebt ervaren in je leven? Als je overtuigd bent dat geloof niet slechts een persoonlijke aangelegenheid is. Jezus zegt dat Hij zelf een missie heeft. Hij verbergt het evangelie niet in de privésfeer. Hij maakt duidelijk dat Hij gekomen is om mensen te redden door de waarheid te vertellen. Iedereen die bij Jezus komt wordt zoals Hij: gezonden om het evangelie te verspreiden. ‘Vader, zoals U mij gezonden hebt, zend ik ook hen.’ Hoe weet je of je echt Jezus ontmoet hebt? Als je merkt dat je overstroomt van het goede nieuws en het absoluut niet beperkt tot je privé leven.
Laten we eens zien wat de kenmerken zijn van deze missie. De kenmerken van Jezus’ missie zijn namelijk ook kenmerken van onze missie. Daarom staat er telkens ‘zoals… zo ook’. Het is belangrijk voor ons om deze kenmerken te begrijpen. Als jij niet weet of je wel een echte gelovige bent wil ik je graag vertellen dat je zelfs niet eens Jezus kunt afwijzen als je niet werkelijk begrijpt wat Zijn missie is Als je wel gelovig bent is het ook van belang om te beseffen hoe sterk jouw band met Jezus is. Als je een sterke band hebt zul je merken dat je wordt als Jezus; dat je opener naar andere mensen bent  en dat je geen last hebt van zelfingenomenheid, zelfgerichtheid of valse schaamte.

We bekijken drie kenmerken van missie:
  1. Het gevolg van missie : vreugde
  2. De kracht van missie: ontmoeting met God
  3. Wat heb je nodig voor je missie?

1. Het gevolg van missie - Vreugde

Je merkt dat je bezig bent met missie als je als vreugde het gevolg is. Daarover gaat dit punt. Jezus is naar de aarde gezonden zoals we weten. Heel Johannes 17 gaat over Zijn missie. In het eerste vers dat we lazen staat ‘en ik zeg dit terwijl ik nog in de wereld ben.’ Wat bedoelt hij met ‘dit’? Alles wat in hoofdstuk 17 staat. Als je goed kijkt zie je dat alles in dat hoofdstuk gaat over Jezus’ missie. Vers 4: ‘Ik heb op aarde uw grootheid getoond door het werk te volbrengen dat u mij opgedragen hebt’. Vers 6: ‘Ik heb uw naam bekendgemaakt’. Vers 13: ‘Ik kom naar u toe.’ Zijn missie, waarover hij spreekt in dit hoofdstuk, was het volgende: Omdat wij onszelf in Gods plaats hebben gesteld heeft Hij zich op onze plaats gesteld. Wij mensen leven alsof we God zijn. We zien onszelf als het belangrijkste van de wereld en zijn vooral uit op ons eigen belang. Wij bepalen zelf wel wat belangrijk is in ons leven en leven vooral voor onze eigen eer en behoeftebevrediging. Omdat we zo een goddelijke plaats innamen moest Jezus onze plaats innemen. Wij wilden de plaats van God innemen en nu stelt Hij zich als plaatsvervanger voor ons op. Omdat wij dingen op ons hebben genomen die alleen God toekomen heeft Hij op zich genomen wat de mens verdiende. Jezus kwam om te sterven – om onze straf te dragen.
Een van de fascinerende teksten in de Bijbel vind ik Hebreeën 12,2: “Laten we daarbij de blik gericht houden op Jezus, de grondlegger en voltooier van ons geloof: denkend aan de vreugde die voor hem in het verschiet lag, liet hij zich niet afschrikken door de schande van het kruis.” Jezus richtte zich op de vreugde die het gevolg was van zijn missie. En in onze tekst (vers 13) zegt Jezus dat Hij naar de vader gaat “opdat zij vervuld worden van mijn vreugde.” Zie je wel wat dat betekent? Als je geen vreugde in je leven kent mis je de missie in jouw leven. Mensen hebben een missie nodig. Wij zijn er voor geschapen! Er is een duidelijke relatie tussen vreugde en gezonden zijn. Jezus voert zijn missie uit en ontvangt vrede. En Hij bidt ons in hoofdstuk 20,21 ook die vrede toe en zendt ons uit: ‘Ik wens jullie vrede! Zoals de Vader mij heeft uitgezonden, zo zend ik jullie uit.’
Kinderen houden van verhalen over helden die een moeilijke opdracht vervullen. Verhalen waarin het kwaad verslagen wordt en de wereld wordt gered. Veel van de bekende verhalen zoals sprookjes, films en boeken, gaan over het redden van de wereld. Heb je wel eens gemerkt dat kleine kinderen vaak zichzelf een heldenrol toedichten als ze aan het fantaseren zijn over de toekomst? Als je ze vraagt ‘wat wil je later worden?’ dan zeggen ze nooit ‘ik wil graag achter een bureau in een kantoor terecht komen.’ Als je een zevenjarig kind hoort praten over zijn toekomst gaat het bijna altijd over een toekomst waarin hij of zij het verschil maakt. Ze willen graag mensen helpen of iets groots realiseren. Zíj denken al na over een toekomst met een missie en denken daardoor gelukkig te worden.
Er is een generatie jongeren/studenten geweest die ook zeer idealistisch was. Zij dachten dat ze de wereld konden verbeteren door hun acties voor burgerrechten en door vredesbewegingen. Zij beloofden zichzelf nóóit het zakenleven in te gaan. In plaats daarvan wilden zij (de generatie waartoe Keller zelf ook behoorde als student) sociaal werker worden, of onderwijzer, of diplomaat. In ieder geval moesten mensen geholpen worden en moest er aan vrede gewerkt worden. Al werd er maar ergens een boom geplant: zij wilden hoe dan ook het verschil maken. Maar wat is er gebeurd met die mensen die zulke grootse idealen hadden? Helaas zijn bij velen de missie én de vreugde in hun leven tegelijkertijd verdwenen. Hoe is dat gekomen? Doordat het relativisme wijd verbreid is. In het relativisme spelen deze gedachten: ‘er is geen absolute waarheid; het enige belangrijke is om zelf gelukkig te worden, ieder op zijn eigen manier. Als er niets hogers is dan ikzelf, dan hoef ik mijn persoonlijk geluk ook nergens voor te ontkennen. Als mijn vreugde het hoogste is wat er is, dan is er niets waarvoor ik zou willen sterven en is er niets waarvoor ik een missie zou willen uitvoeren.’
Kijk eens naar je eigen leven en beantwoord de vraag of het bij jou ook zo is: dat je ten diepste alleen uit bent op je eigen belangen en je eigen welzijn. Dat je daardoor ook niet meer het verschil maakt in de wereld om je heen – je hebt niets om voor te leven of te sterven.
De ironie hierbij is dat door je eigen belang centraal te stellen je juist je eigen belang kwijt bent geraakt. Als je jezelf hoger acht dan alles om je heen en geen enkele waarheid accepteert als een hogere waarheid, dan verlies je juist je eigenwaarde. Het mag dan lijken alsof je vrijheid hebt bereikt door je aan alles en iedereen te ontworstelen, maar je verliest daardoor juist je levensvreugde. Misschien liep je zelf ook mee in protestmarsen voor vrede, maar realiseerde je je dat uiteindelijk zelfs aardse vrede maar relatief is.
Tenzij… je christen bent. Ik weet dat het generaliserend klinkt, maar neem mijn eigen leeftijdsgenoten: de enige die nog radicaal zijn op latere leeftijd zijn de christenen onder hen, christenen met een missie. Zij weten dat hogere idealen waarvoor ze als jonge student opkwamen écht bereikbaar zijn. Vroeger werd een strijdlied gezongen tijdens vredesmarsen: ‘als ik een hamer had, dan zou ik liefde, vrede en geluk willen creëren’. Christenen weten dat die idealen inderdaad bereikbaar zijn. Sterker nog: ze komen onvermijdelijk!
Christenen zijn nog gek genoeg om ‘onverantwoorde’ dingen te doen zoals hun carrière of bezittingen opgeven. Zij weten dat Jezus gezegd heeft: ‘ik open de poorten van deze wereld die ten dode opgeschreven was door mijzelf te geven en ik nodig mijn volgelingen uit om deel te worden van hetzelfde bevrijdingsleger’. Jezus zegt tegen zijn volgelingen: ‘Jij mag mij helpen om levens van andere mensen fundamenteel te veranderen’. Dát is missie! Een buitengewoon hoog levensdoel waarvoor je mogelijk zelfs moet sterven. Missie geeft je existentiële levensvreugde. Zonder hét enige echte levensdoel is je leven vreugdeloos. Velen van jullie hebben de vreugde in je leven verloren omdat je geen hoger doel kent dan alleen jijzelf. En nogmaals: de ironie is dat je juist als je jezelf zoekt, dat je dan jezelf verliest. En als je Christus zoekt vind je jezelf bovendien.
Wil jij zo zijn als de mensen op de barricaden van Les Miserables? Die zingen ‘jouw leven is slechts een leven.’ Zij waren weliswaar radicaal, maar zij wisten ook: als ze stierven was hun leven slechts een enkel leven geweest. Als christen weet je dat je een man of vrouw bent met een missie. Die missie geeft zicht op een vreugde die je voor je ligt. Een vreugde die zó groot is dat het je helpt om de moeiten – het kruis – en de verachting te verdragen die op je pad zullen komen.
 

2. De kracht van missie – ontmoeting met God

Het eerste dat we leerden was missie uitloopt op vreugde. Het tweede dat we zullen leren is wat de kracht van missie is: een ontmoeting met God. Jezus Christus zegt: ‘Zoals u mij gezonden hebt, zend ik ook hen.’ Wat maakte Jezus een man met een missie? De Vader. Wat maakt jou een man of vrouw met een missie? De Zoon. Iedereen die God of Jezus werkelijk heeft ontmoet wordt totaal veranderd. Als je denkt dat geloof maar een  privé-aangelegenheid is heb je Hem nog niet werkelijk ontmoet. Kijk maar in de Bijbel: altijd als God iemand roept, is dat om hem of haar er daarna op uit te sturen met een missie. Ik geef je twee voorbeelden: Jesaja en Mozes.
Allereerst: Jesaja. Jesaja werd geroepen op een sabbat toen hij was gekomen voor een eredienst, net als jullie. Hij kwam naar de tempel om God te eren (Jesaja 6). Hij raakt in een shocktoestand. Want wie hij ook dacht te ontmoeten die dag, een ontmoeting met God was, net als voor jullie zal gelden, wel het laatste dat in hem op was gekomen. Toch zag hij God, hoog verheven, majesteitelijk. Hij zag Zijn heiligheid zoals hij die nog nooit gezien had – onvoorstelbaar mooi! Hij werd op slag veranderd. Eerst reageert hij nog uit een reactie van zelfverdediging als hij zich realiseert wat hij ziet - Jesaja 6,5: Ik schreeuwde het uit: ‘Wee mij! Ik moet zwijgen, want ik ben een mens met onreine lippen, en ik leef te midden van een volk dat onreine lippen heeft. En nu heb ik met eigen ogen de koning, de HEER van de hemelse machten, gezien.’  Wat is de reactie van God? Een van de engelen pakt een vurige kool van het altaar en legt die op de onreine lippen van Jesaja en hij wordt genezen. Hij ontvangt vergeving. En zodra dat gebeurd is, zonder een moment om bij te komen, vraagt God ‘wie zal ik sturen naar een volk dat nooit – nooit – nooit zal luisteren naar mijn boodschap?’ En direct biedt Jesaja zich aan om gezonden te worden. Wat is er met hem gebeurd? Niet alleen is hij van binnen genezen, maar hij wordt onmiddellijk een man met een missie. Waardoor? Doordat hij God heeft ontmoet. Je kunt onmogelijk God ontmoeten zonder gezonden te worden. ‘Zoals u mij gezonden hebt, zend ik ook hen.’
Laten we nu eens kijken hoe dat bij Abraham ging. In Genesis 12 komt God bij Abraham en zegt tegen hem: ‘Ik zal je groot maken en je zegenen.’ Misschien denk je nu wel: dát is wat ik het mooie vind aan het geloof: dat God naar je toekomt, je groot maakt en zegent. Maar het gaat niet alleen om ontvangen! Nog in dezelfde zin vervolgt God ‘… en je zult een bron van zegen zijn’. Direct daarna krijgt Abraham de opdracht om te vertrekken. Voor Abraham was het een vertrek uit zijn land, maar het principe waarom het hier gaat is: je wordt geroepen en krijgt de opdracht om er op uit te gaan. Voor Abraham was de opdracht ‘verlaat je land, verlaat je familie en ga naar een plaats die ik je zal wijzen.’ Veel belangrijker dan het vertrek uit zijn vaderland is het feit dat hij daarmee vertrekt uit de veiligheid die hij gewend was. Als je bij God mag horen moet je kwetsbaar durven te zijn. God zegent nooit alleen, maar Hij zegent om mensen zelf tot zegen te laten worden en daarvoor moet je er op uit – uit je veilige ‘schil’. Dan volg je Jezus na. Want Jezus was eerst heel veilig in de hemel, maar Hij verliet die veiligheid en volmaaktheid om ons tot zegen te worden. Hij maakte zichzelf kwetsbaar en werd gedood. Als je niet beseft dat je kwetsbaar zult kunnen worden wanneer je gezegend bent, ben je niet werkelijk gezonden en heb je niet werkelijk de glorie en grootheid van God gegrepen.
Wil je weten hoe dat er bijvoorbeeld in de praktijk aan toe gaat? Ben je zo betrokken op het tot zegen zijn voor andere mensen, dat je er haast bang van wordt hoeveel geld je dat kost? Is het angstaanjagend om te zien hoe je reputatie op het spel staat en hoe kwetsbaar je bent geworden? Nou, dan ben je goed in vorm….! Als je de zegen van God zo wil doorgeven door anderen tot zegen te zijn, dan merk je hoe God het principe gemaakt heeft: Hij roept mensen, heiligt ze, zegent ze en stuurt ze er op uit om tot zegen te zijn. Dat is de kracht van missie: hij trekt jou naar zich toe om je er vervolgens op uit te sturen. Heb je dat wel ervaren?
 

3. Wat heb je nodig voor je missie?

Terugblikkend op wat we tot nu toe zagen: het resultaat van missie is diepe vreugde en de kracht voor missie komt uit een ontmoeting met Jezus. Tot slot zullen we zien wat je nodig hebt voor missie. In de tekst die we lazen staat: ‘Ik zend hen naar de wereld, zoals u mij naar de wereld hebt gezonden.’ Het woordje ‘zoals’ heeft daarin een cruciale rol. In de Statenvertaling is duidelijker te zien dat het er om gaat dat Jezus’ zending door de Vader net zo is als onze zending door Jezus: ‘Gelijkerwijs Gij Mij gezonden hebt in de wereld, alzo heb Ik hen ook in de wereld gezonden.’ En in hoofdstuk 20 vers 21 herhaalt Jezus dit nog: ‘Jezus dan zei opnieuw tegen hen: Vrede zij u!  Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zend Ik ook u.’
Van ons wordt verwacht dat wij op dezelfde manier de wereld ingaan als Jezus dat deed. In Lucas 24,19 bijvoorbeeld, wordt verteld hoe Jezus bekend stond. Hij was: ‘een machtig profeet in woord en daad in de ogen van God en van het hele volk.’ Christenen zijn niet alleen maar bekend om kerken waar mensen bekeerd worden, maar ze zetten ook hun bezit en hun leven op het spel vanwege de ellende en moeite van de mensheid. Als het goed is wordt de wereld ruimhartig geholpen in haar problemen door christenen. Kijkend naar de ellende die je in de huidige samenleving ziet zou je kunnen denken dat er veel meer christenen nodig zijn om in die ellende te helpen. Er is echter een andere oplossing die veel dichter bij ons eigen leven komt:  alle huidige christenen zouden veel zichtbaarder en effectiever kunnen zijn in de samenleving. Waarom is dat dan niet het geval? Wat is er nodig om effectief missionair te zijn? De belangrijkste voorwaarde voor effectieve missie is jouw persoonlijke heiligheid. Ik heb al vaker over deze tekst gepreekt, maar heb pas recentelijk gezien hoe vers 17-19 met elkaar verbonden zijn, waar staat: ‘Heilig hen dan door de waarheid. Uw woord is de waarheid. Ik zend hen naar de wereld, zoals u mij naar de wereld hebt gezonden. Ik heb mij geheiligd omwille van hen, zo zullen ook zij door de waarheid geheiligd zijn.’ Waarom zou Jezus iets zeggen over missie ingesloten tussen twee uitspraken over onze heiligheid? Deze tekst laat zien dat heiligheid en missie alles met elkaar te maken hebben. Als christen ben jij heilig, net als Jezus. Er wordt van je verwacht dat je net als Jezus zowel moedig als vriendelijk bent; zowel integer als vrijmoedig; zowel nederig als betrokken en bewogen. Waarom wordt er van je verwacht dat je groeit in persoonlijke heiligheid? Misschien denk je wel: ‘dat wil ik voor Jezus’. Dat is waar, maar daar komt dus nog bij: ‘en voor de wereld.’ Door waarheid in je leven word je op de manier geheiligd die nodig is om de wereld te helpen.
Toen Jezus de twaalf discipelen de eerste keer er op uit stuurde (en dat was missie), wat gaf Hij ze toen mee? Handleidingen over evangeliseren? Training hoe je een goed reclamefilmpje kunt maken? Kennis over marketing en adverteren? Nee! Onderwees Hij ze zelfs niet hoe je een goede preek kunt maken? Nee, Hij stuurde ze er op uit met slechts één ding: heiligheid. Zijn waren maar met z’n twaalven destijds en wij met veel meer. Hoe kan het dan dat de wereld niet meer verandert? Hebben we wel de juiste heiligheid? Kijk maar hoe de kerk groeide vanaf het begin, zoals het in Handelingen beschreven staat. Het ene heilige leven raakte een ander heilig leven aan. Het evangelie wordt verspreid door heilige levens.
Bekijk het eens zo: er zijn hier mensen in de kerk die nog geen christen zijn. Sommigen zullen zich misschien afvragen waarom ze hier eigenlijk naar toe zijn gegaan. Je bent hier omdat iemand je heeft meegenomen hier naar toe. Het christendom is nog nooit overtuigend en aantrekkelijk op je overgekomen en weet je hoe dat komt: omdat je nog nooit de vriendschap van een écht heilig mens hebt ervaren. Benjamin Franklin [groot wetenschapper en politicus, levend van 1706-1790, zie hier voor meer info] was geen christen, maar hij had een diepe vriendschap met George Whitefield, de bekende prediker uit Engeland die diverse reizen door Amerika maakte [info hier, ook over de ontmoeting met Franklin]. Franklin hield van Whitefield en hielp hem op allerlei manieren, o.a. door geld te geven door de weeshuizen die Whitefield gesticht had. Franklin schreef in zijn biografie dat hij enorm onder de indruk was geraakt van het christendom door wat hij van Whitefield gezien had in zijn prediking en zijn naastenliefde [zie hier een artikel uit de biografie van Franklin over de prediking van Whitefield]. Hij geloofde niet, maar hij kon er niet omheen wat de waarde van het christendom is. Die was hem zeer duidelijk geworden door de relatie met Whitefield.
Misschien maak jij wel mee dat je bezorgd bent over zoveel ongelovigen die vlak bij je wonen. En je vraagt je misschien wel af waarom er niet meer resultaat van jouw geloof te zien is op jouw omgeving. Misschien komt dat wel door fouten en halfslachtigheid in jouw heilig leven. Jezus zegt immers niet alleen dat hij mensen zendt, maar ook dat dat gepaard moet gaan met een geheiligd leven. Sommigen van jullie denken ‘o, als ik hen maar eens mee kon krijgen naar de kerk om een mooie preek te horen.’ Maar werkt dat? Mensen hebben vandaag de dag helemaal geen interesse in preken. Ze zijn meer geïnteresseerd in het hele (heilige) leven. Een geheiligd ‘leven’ ontmoeten heeft daarom ook veel meer betekenis. Als predikant kan ik vaak merken dat mensen die hier komen mij willen onderzoeken. Ze willen niet alleen de boodschap horen maar vragen zich af ‘laat deze man daadwerkelijk zien in zijn leven wat geloof is?’ Ze willen weten hoe je omgaat met ziekte, ellende, onrecht en alle andere aspecten van het leven. De gebrokenheid van de wereld kan door jouw heiligheid geheeld worden. Dat is hoe God het wil: de verspreiding van het geloof door levens van gelovigen.
Dus… het beste wat jij voor je (ongelovige) omgeving kunt doen is om je af te vragen op welke punten je in gebreke bent wat betreft het leven van een geheiligd leven. De belangrijkste voorwaarde voor missie is heiligheid.
We sluiten af. Sommigen van jullie vragen zich af waarom je leven zo vlak en vreugdeloos is. Misschien merk je wel dat er weinig van missie in jouw leven te merken is. Wellicht komt dat omdat je al jaren voor jezelf leeft. Misschien ben je vooral bezig met je eigen huis, je meubels, je kleren je zelf. Als je daar vooral mee bezig bent wordt je hart gesmoord terwijl je juist gemaakt bent voor iets dat zoveel mooier is dan al die materiële zaken. Je bent gemaakt voor een wereldveranderende missie! De enige manier waarop je dat nieuwe leven kunt ontdekken is door te zien wat God deed. Hij zond Zijn Zoon naar deze wereld en bracht hier zijn waarheid. Hij verandert mensen en zegt: doordat ik jou verander kun jij nu ook andere mensen veranderen.
Velen van jullie kunnen zich afvragen: ‘hoe sterk is mijn band met Jezus eigenlijk?’ Als je merkt dat je vrijwel niets met missie in je leven doet, als je alleen maar consumeert en je afvraagt waarom je geen vreugde hebt, richt je dan op de vele mogelijkheden die er wel zijn om woord en daad te combineren. Er is geen excuus voor vreugdeloosheid. Maar tot slot, vergeet niet dat je nooit tot zegen kunt zijn als je niet zelf eerst gezegend bent! Je kunt niet gezonden zijn als de enorme liefde van Jezus niet op je lippen rust zoals bij Jesaja.
Kom binnen en ontvang de zegen zodat je naar buiten kunt gaan en tot zegen kunt zijn.
 
 
 

zaterdag 7 juni 2014

Beter dan wonderen – 1 Kor. 13

Preek van Tim Keller (14 april 1996) gehouden in Redeemer Presbyterian Church

Bijbellezing:  1 Korintiërs 13  

Al sprak ik de talen van alle mensen en die van de engelen – had ik de liefde niet, ik zou niet meer zijn dan een dreunende gong of een schelle cimbaal. Al had ik de gave om te profeteren en doorgrondde ik alle geheimen, al bezat ik alle kennis en had ik het geloof dat bergen kan verplaatsen – had ik de liefde niet, ik zou niets zijn. Al verkocht ik mijn bezittingen omdat ik voedsel aan de armen wilde geven, al gaf ik mijn lichaam prijs en kon ik daar trots op zijn – had ik de liefde niet, het zou mij niet baten.
De liefde is geduldig en vol goedheid. De liefde kent geen afgunst, geen ijdel vertoon en geen zelfgenoegzaamheid. Ze is niet grof en niet zelfzuchtig, ze laat zich niet boos maken en rekent het kwaad niet aan, ze verheugt zich niet over het onrecht maar vindt vreugde in de waarheid. Alles verdraagt ze, alles gelooft ze, alles hoopt ze, in alles volhardt ze.
De liefde zal nooit vergaan. Profetieën zullen verdwijnen, klanktaal zal verstommen, kennis verloren gaan – want ons kennen schiet tekort en ons profeteren is beperkt. Wanneer het volmaakte komt zal wat beperkt is verdwijnen. Toen ik nog een kind was sprak ik als een kind, dacht ik als een kind, redeneerde ik als een kind. Nu ik volwassen ben heb ik al het kinderlijke achter me gelaten. Nu kijken we nog in een wazige spiegel, maar straks staan we oog in oog. Nu is mijn kennen nog beperkt, maar straks zal ik volledig kennen, zoals ik zelf gekend ben. Ons resten geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de grootste daarvan is de liefde.

 

Samenvatting

1 Korintiërs 13 lijkt een lieflijk hoofdstuk, maar als je het leest in de context van de hele brief blijkt het een nuchtere waarschuwing tegen het afdwalen van het evangelie. Als iemand gaven heeft (zoals velen van de Korintiërs hadden), dan blijkt het schrikbarend eenvoudig voor die persoon om zijn geestelijke gaven als vruchten van de geest te verwarren. Als we anderen dienen binnen de kerk, dienen we dan Jezus of zijn bezig onszelf daarmee te dienen?

 

Inleiding

Deze preek is een onderdeel van een serie preken over het leven als Christen in de praktijk van alle dag. Als tekst voor deze serie is 1 Korintiërs 13 gekozen, een van de meest bekende hoofdstukken van de Bijbel. In deze preek staan vers 1 tot 3 centraal. In de voorafgaande periode is de prediking gegaan over wat er mis is met de hele mensheid: zonde. Daarbij hoort ook de vraag ‘hoe leid je een heilig leven?’ Misschien beluister je die vraag wel als ‘hoe leid je een goed leven?’ Maar dat is toch een ander soort vraag. Want het probleem met zonde is dat het veel meer is dan ‘regels overtreden.’ Zonde is ‘alles wat je de plek van God geeft – Alles wat tussen jou en God in staat.’ Als je die betekenis van zonde doortrekt, is een leven zonder zonde dus ook meer dan ‘regels houden.’ Realiseer je heel goed dat het mogelijk is dat je je aan regels houdt en een moreel uitstekend leven leidt terwijl je nog steeds in de greep van de zonde bent door zelfrechtvaardiging en het je zelf in het middelpunt stellen. Heilig leven is veel meer dan alleen maar een goed leven leiden. Heilig leven betekent: een leven vol liefde leiden. Het gaat om een totaal veranderd leven in alle opzichten. En dit Bijbelgedeelte vertelt ons wat zo’n totaal veranderd leven inhoudt.
Als je 1 Korintiërs 13 leest is het probleem dat je het waarschijnlijk té goed kent. Je hebt het waarschijnlijk al heel erg vaak gehoord: in trouwdiensten, tijdens begrafenissen of in allerlei andere bijzondere diensten. Bijna altijd wordt het als losstaande Bijbeltekst gebruikt, zonder de verbinding met de rest van 1 Korintiërs. Natuurlijk is het een briljant Bijbelgedeelte – wonderschoon – misschien wel net zo bekend als het Onze Vader en Psalm 23. Maar je kunt pas echt begrijpen wat de betekenis van 1 Korintiërs 13 is als je beseft dat er 12 hoofdstukken aan vooraf gaan en 3 volgen. Dit gedeelte is onderdeel van een brief en daarmee onderdeel van een verhaal. Het gaat over een conversatie die Paulus heeft met een heel jonge gemeente die veel lijkt op de Redeemer gemeente in New York. De gemeente in Korinthe was 5 á 6 jaar oud toen deze brief werd geschreven. Je zult verbaasd zijn om te horen wat een terechtwijzing deze brief was voor de lezers! Paulus spreekt ze aan op een provocatieve bestraffende manier. Je kunt het zien in het begin van het gelezen Bijbelgedeelte. Ik denk dat je dat deel al heel vaak hebt gehoord en in zekere zin heeft het misschien wel een zoete, sussende klank voor je. Alsof het alleen een soort lofzang op de liefde is waarbij de schrijver zich van poëtische stijl bedient.  Maar daarmee begrijp je niet wat deze tekst echt te zeggen heeft en hoor je Gods stem er niet in. En dat is wel nodig om te zien wat de scherpte van deze tekst is. Daarom schrijft Paulus op bijna buitensporige manier en de tekst slaat in als een bom.
 
De preek is als volgt opgebouwd:
  1. Het verhaal achter deze Bijbeltekst
  2. De bom die Paulus gooit met deze Bijbeltekst
  3. De toepassing van deze Bijbeltekst voor drie groepen mensen

1. Het verhaal achter deze Bijbeltekst

Korinthe was een stad in Griekenland op een smalle landtong van maar een paar kilometer breed. Die landtong was de scheiding tussen alle noordelijke en alle zuidelijke provincies. Alle routes van noord naar zuid kwamen langs Korinthe. [Voor een kaart van de ligging van Korinthe zie hier].  Daarmee was Korinthe een ideale plek om geld te verdienen omdat iedereen die van noord naar zuid reisde langs Korinthe moest. Maar dat is niet alles: iedereen die per schip van oost naar west moest kon kiezen om een lange route over zee te nemen (beneden langs) of om naar Korinthe te varen, de lading een paar kilometer te transporteren en op een ander schip verder te gaan. Korinthe was daarmee een soort ‘Panamakanaal’ van de oudheid en lag bovendien op het kruispunt van handelsroutes. In 146 voor Christus werd Korinthe verwoest door de Romeinen. Ongeveer 100 jaar later werd de stad herbouwd door Julius Caesar. In de eeuw die volgde (dus tot aan het moment dat deze brief werd geschreven) groeide Korinthe explosief tot één van de grootste steden in de wereld van die tijd. Een unieke stad, want hij had geen historie. Er woonden geen oorspronkelijke inwoners: iedereen was er komen wonen als immigrant. De stad bestond uit een enorme diversiteit aan culturen en etniciteiten. De overeenkomst tussen alle inwoners was dat iedereen daar was komen wonen om het te maken, geld te verdienen en succesvol te worden. Volgens een schrijver uit de oudheid was het een stad volgepakt met hebberige en op seks beluste inwoners. Je zou er alleen willen komen als je geld wilde verdienen. Er werd zelfs een nieuw woord verzonnen: ‘Korinthiseren’. In het Nederlands bestaat dat woord niet, maar in de Engelse taal komt het tot op de dag van vandaag in elk woordenboek voor. Het betekent: helemaal opgaan in een op seks en geld gericht leven. De 1000 tempelprostituees uit de tempel van Afrodite waren daar een voorbeeld van. Niemand kwam naar Korinthe om er alleen maar te wonen, maar men kwam daar om succesvol te worden. Als je nu nog geen parallellen hebt gezien tussen Korinthe en New York, dan ben je een toerist [gelach…]. 
Toen Paulus in Korinthe kwam werken was dat een heftige tijd voor hem. Er was veel verzet tegen zijn evangelieverkondiging. In Handelingen 18,1-11 is te lezen hoe dit is verlopen. Na veel tegenstand sprak de Heer rechtstreeks tot hem in een droom om hem te bemoedigen om door te gaan omdat het Gods plan was ook hier een kerk te laten ontstaan. Paulus woonde en werkte 1,5 jaar in Korinthe. Ondanks dat Korinthe dus een stad was vol tegenstand, vol hebzuchtige en op seks beluste inwoners, zei de Heer tegen Paulus om niet bang te zijn omdat er veel mensen in deze stad woonden die Hem toebehoorden.
In het begin van de eerste brief aan de Korinthiërs (hoofdstuk 6) is te lezen wat Paulus schrijft over de achtergrond van een deel van de gemeenteleden: ontuchtplegers, afgodendienaars, overspeligen, schandknapen, knapenschenders,  dieven, geldwolven, dronkaards, lasteraars en uitbuiters. Deze gemeente was een bijzondere in de reeks van kerken die Paulus mocht stichten door het extreme verschil tussen het vroegere leven en het nieuwe leven dat de gemeenteleden leidden. Door de achtergrond van de gemeenteleden ontstond een bijzondere gemeente. Sommigen hadden bijzonder inzicht, anderen konden met een bijzondere tongval spreken, weer anderen konden buitengewone daden verrichten. Dit was de kerk waar de meeste gaven te zien waren, waarvan sommigen wonderbaarlijk. In hoofdstuk 12 en 14 lees je daar meer van. Ze konden mensen genezen en hadden dus buitengewone gaven. In het begin van onze tekst in hoofdstuk 13 krijg je een beeld van hoe Paulus hen beschrijft (vers 4-7) “De liefde is geduldig en vol goedheid. De liefde kent geen afgunst, geen ijdel vertoon en geen zelfgenoegzaamheid. Ze is niet grof en niet zelfzuchtig, ze laat zich niet boos maken en rekent het kwaad niet aan, ze verheugt zich niet over het onrecht maar vindt vreugde in de waarheid. Alles verdraagt ze, alles gelooft ze, alles hoopt ze, in alles volhardt ze.” Dit lijstje ken je waarschijnlijk heel goed omdat dit Bijbelgedeelte zo vaak gelezen wordt. Maar waarom kiest Paulus dit lijstje? Het is niet zo maar een rijtje woorden, alsof iemand hem zou hebben gevraagd:  “Hé Paulus, wil je eens opschrijven wat liefde is?” Deze woorden zijn al eerder gebruikt, onder andere in hoofdstuk 7,8 en 10 waarin Paulus de Korinthiërs met dezelfde woorden beschrijft. Uit de brief aan Korinthe blijkt dat deze gemeente Paulus veel zorgen baart. Want ook al waren er veel wonderen en bijzondere gaven en genezingen in deze gemeente aanwezig, er waren juist ook trots, verdeeldheid, dwalingen etc. Daarom schreef hij deze brief die insloeg als een bom.
Voordat we gaan zien wat die bom dan precies is, nog dit: de gemeente in Korinthe lijkt op de Redeemer gemeente in New York. Wij hebben minder bijzondere wonderen en minder grote problemen, maar toch ligt er wel een paralel. De problemen die ontstonden in Korinthe waren het gevolg van de sterke opwekking die toen plaatsvond in combinatie met de heidense zelfzuchtige omgeving waarin de kerk ontstond. Wat dat betreft is het goed om er rekening mee te houden dat bij de ontwikkeling die onze kerk doormaakt soortgelijke strijd ontstaat, waarbij we de les uit deze brief aan de Korinthiërs nu al ter harte kunnen nemen.


2. De bom die Paulus gooit met deze Bijbeltekst

Om de Korinthiërs te helpen gooit Paulus zijn ‘bom’. Hij zegt: je kunt misschien allerlei geestelijke gaven hebben en zelfs bijzondere wonderbaarlijke gaven en tóch totaal géén christen zijn. Je kunt in tongen spreken, openbaringen en bijzondere inzichten hebben, je kunt misschien zo toegewijd zijn dat je bereid bent te sterven voor je geloof en ondanks dat alles toch onvolwassen qua geloof, nee erger nog: helemaal ongelovig zijn! God kan wonderen door jou laten plaatsvinden terwijl jij zelf geen christen bent. Hij spreekt de Korinthiërs er op aan dat hun theologie niet deugt: ze moeten zich realiseren dat al die gaven en wonderen ook in niet-christenen kunnen plaatsvinden. Heb je je dat wel eens gerealiseerd? Dat het mogelijk is dat iemand gaven bezit en indrukwekkende wonderen doet, maar helemaal geen Christen is en zijn hart nooit aan Jezus gegeven heeft? Misschien schrik je hier van en denk je dat het dus eigenlijk best alarmerend is als op een trouwerij deze tekst gelezen wordt. Terecht! Dit is ook een alarmerende Bijbeltekst!
Er is veel Bijbels bewijs voor wat Paulus zegt. In Matteüs 7,21-23 staat “Niet iedereen die “Heer, Heer” tegen mij zegt, zal het koninkrijk van de hemel binnengaan, alleen wie handelt naar de wil van mijn hemelse Vader. Op die dag zullen velen tegen mij zeggen: “Heer, Heer, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd, hebben wij niet in uw naam demonen uitgedreven, en hebben wij niet vele wonderen verricht in uw naam?” En dan zal ik hun rechtuit zeggen: “Ik heb jullie nooit gekend. Weg met jullie, wetsverkrachters!”. Het woord voor ‘wonderen’ dat hier gebruikt wordt is hetzelfde als een aantal keren in 1 Korintiërs 12 wordt gebruikt. Met andere woorden, Jezus zegt in deze tekst tegen deze mensen: jullie zijn geestelijk gezien niets waard. Ook in het Oude Testament zijn er voorbeelden. Denk maar eens aan Bileam (in Numeri 22) die bijzondere gaven van God kreeg terwijl hij juist zijn best deed het verkeerde te doen. In het nieuwe testament wordt hij op maar liefst drie plaatsen aangehaald als een slecht mens. Toch gebruikte God hem als profeet en gaf hem de kracht om wonderen te doen. Een ander voorbeeld is Saul. God gebruikte hem om op een gegeven moment te profeteren ondanks dat hij de Heer had afgewezen. Tot slot is nog een heel duidelijk voorbeeld: Judas. In Matteüs 10 staat dat Jezus alle twaalf leerlingen bijzondere macht geeft over onreine geesten en over ziekten. Toch heeft Judas Jezus nooit aangenomen.
Wat kunnen we hier nu uit leren? Door de jaren heen hebben mensen vaak gezegd dat Jezus wonderen kan doen, maar satan ook. Maar dat is niet waar deze voorbeelden uit de Bijbel over gaan. Judas deed geen wonderen door satan ondanks dat hij geen christen was.
Jonathan Edwards heeft dit heel mooi verwoord. Hij beschrijft dat een bijzondere gave zoals het spreken in tongen of andere bijzondere gaven, het hart en de ziel niet op de manier veranderen zoals heiligheid doet. Zoals bijzondere juwelen die een lichaam misschien wel aantrekkelijk laten lijken, maar het lichaam zelf niet veranderen. De vrucht van de genade van God is dat het hart van de mens verandert in een kostbaar juweel – een persoonlijke schat. Edwards legt hiermee uit dat je je goed moet beseffen dat de Heilige Geest kan werken door het leven van iemand die Jezus nog niet heeft aangenomen, maar dat dat geen vruchten voortbrengt in de persoon zelf. Anders gezegd: de Heilige Geest kan in je leven komen en bijzondere gaven geven van genezing, hulpverlening, spreken in tongen en zelfs het verrichten van wonderen, zonder dat je je hart door de genade van Christus hebt laten redden. Heel kort gezegd:
  • De gaven van de Geest hoeven niet uit de genade van God voort te komen (ook niet gelovigen kunnen zulke wonderen laten zien)
  • Vruchten van de Geest komen juist wel voort uit de genade van God die ons hart verandert (vruchten van de geest laten zien dat er écht geloof is).
De samenvatting van 1 Korintiërs 13 klinkt misschien vreemd, maar liefde is een groter wonder dan wonderen… Echte Christelijke liefde, zachtmoedigheid, hartelijkheid, vreugde, vergevingsgezindheid.. dat is bovennatuurlijk, dat is een wonder! De Heilige Geest kan dat niet in je hart bewerken tenzij je je hart aan Hem geeft en de genade van God in jou woont. Maar de Heilige Geest kan jou allerlei gaven geven om mensen te helpen, wonderen te doen, in tongen te spreken etc., zonder dat jij je hart werkelijk aan Hem hebt gegeven. Hoe in de wereld is dát mogelijk: dat de Heilige Geest mensen de gave geeft om anderen te helpen, te redden, te genezen terwijl ze zelf geen eens Christen zijn? Het antwoord is eigenlijk heel simpel als je er over nadenkt. Realiseer je je wel wat voor vreselijke wereld dit zou zijn als God alleen goede dingen door Christenen zou doen? Stel je eens voor dat Christenen de enige therapeuten zouden zijn die mensen écht zouden kunnen helpen. Stel je eens voor dat alleen Christenen goede vaders en moeders zouden kunnen zijn. Zou de wereld er dan niet verschrikkelijk uit zien? Alle wijsheid, alle talenten, al het goede, al het Licht is het werk van de Geest van God. De Geest van God doet voortdurend goede dingen door alle mensen heen. Waarom doet God dat?
Denk eens aan iemand die veel goede dingen doet, maar vooral zelf zijn best doet om een goed mens te zijn en zo probeert niet meer schuldig te staan voor God door zijn leven zelf in de hand te houden, terwijl hij/zij intussen zijn hart gesloten houdt. Zo iemand is in wezen een Farizeeër en heeft nooit de essentie van genade begrepen. Toch blijft Gods Geest ook door zulke mensen heen goede dingen doen. Waarom niet? Waarom zou iedereen rond die persoon moeten lijden zoals deze persoon zal lijden…
Jonathan Edwards zegt: gaven van de Geest en in het bijzonder de opvallende wonderen worden vaak wel aan Christenen gegeven, maar dat is niet altijd zo. Het is niet zo’n wonder voor de Geest om iemand wonderen te laten doen, maar het is wel een Goddelijk wonder om iemands hart te veranderen zodat het begint te lijken op Gods hart.  En dat is bom die in dit Bijbelgedeelte duidelijk wordt.


3. De toepassing voor drie verschillende soorten mensen

Echt geloof blijkt dus uit vruchten van de Geest en niet uit gaven van de Geest. Hoe passen we dit nu toe in ons leven? We gaan drie verschillende groepen mensen bij langs.


a. Mensen die allerlei taken in de kerk hebben

De eerste groep die ik aanspreek betreft alle mensen die in de kerk werkzaam zijn. Verenigingsleiders, ouderlingen, diakenen, jeugdwerkers, kosters, kinderclub leiders enzovoort. Misschien hoor je wel vaak preken in de kerk die niet zo op jou gericht zijn en denk je ‘goed dat de andere mensen dit eens horen.’ Nou, deze preek is dan voor jou bestemd!
Er is een enorm gevaar in het bezig zijn in de kerk. Je bent er misschien wel heel erg druk mee, maar hét gevaar van dat werk is dat je gaat denken ‘kijk eens naar het aantal avonden dat ik bezig ben’ of ‘kijk eens naar hoeveel jongeren ik in mijn groep heb gehad’ of ‘het is mij gelukt al mijn bezoeken in het seizoen af te leggen’ en vervolgens denkt ‘er moet wel iets van geloof in mij zitten.’ Ik zal het op mijzelf toepassen. Zelf heb ik de gave om te spreken en er zijn mensen die echt veranderen door wat ik tegen ze zeg. Maar lang geleden heb ik gemerkt dat mijn gave helemaal niet voortkomt uit de genade in mijn hart. Ik heb dat door ervaring geleerd. Soms moest ik ergens spreken terwijl ik op dat moment vol zelfmedelijden was en me verbitterd en boos voelde over sommige mensen. Op zo’n moment heb ik nog wel mijn gave om te kunnen spreken en ook dan zijn er mensen die geholpen worden door mij. Het gevaar is echter (en dat geldt voor ons allemaal) dat ik door mijn gave in eigen ogen groei en ga denken: ‘Hé, ik denk dat God echt met mij is. Ik moet wel goed bezig zijn, want iedereen om me heen zegt het toch? Kijk eens naar mijn gaven en naar hoeveel mensen zeggen dat ik ze heb geholpen.’ Paulus waarschuwt ons: als je denkt dat de complimenten van de mensen om je heen, de gaven die je hebt en het succes dat je hebt, als een soort wijzertjes op het dashboard van je auto zijn die je vertellen hoe het met je gaat, dan zit je er écht naast! Je kunt op dat moment er misschien juist wel heel erg aan toe zijn, verder bij God vandaan dan je ooit was, terwijl je in de kerk opvallend presteert. Paulus legt ons hiermee uit hoe gemakkelijk het kan gebeuren dat je je identiteit en je zelfwaarde haalt uit je dienst in de kerk in plaats van uit Jezus – uit christelijkheid in plaats vanuit Christus… Als je denkt ‘het zit wel goed met mij’ vanwege de dingen die je doet, dan is dat vergif tegen de genade van God. Je doet dan het tegenovergestelde van wat het evangelie is! In het evangelie komt God naar de mensen en zegt: ‘Ik houd van jou, niet vanwege wat je doet, maar vanwege mijn genade.’ Als je echtgenoot tegen je zegt: ‘Schat, waarom hou je van mij?’ en je noemt vervolgens allerlei gedrag, dan is dat bedreigend voor de relatie. Want als je van je vrouw houdt omdat ze een fijne tennispartner is, wat zal er dan gebeuren als ze dat niet meer kan zijn? Echte liefde is: ‘Ik houd van jou omdat ik van je houd.’ Als je gaven hebt gekregen kun je gaan zeggen: ‘God houdt van mij, want ik ben goed. Kijk maar eens hoe ik mezelf helemaal te pletter werk voor Hem.’ Paulus stelt dat je dan de genade in je hart smoort. Als mensen zo naar hun eigen prestaties kijken, dan ontstaan (en dat gebeurt in allerlei kerken) wrevel, zelfmedelijden, irritaties, gekwetste gevoelens etc. Want als jij je waarde baseert op jouw gaven en iemand ziet die gaven niet, dan ben je geschokt. Of iemand heeft kritiek op je en je raakt geïrriteerd, want het voelt dan alsof die persoon het fundament uit je leven bedreigt. Liefde, vrede en geluk komen voort uit het evangelie en niet uit jouw eigen successen, ook al bereik je ze met gaven van de Geest. Jezus houdt niet van jou omdat je mooie dingen doet, maar Hij houdt van jou omdat Hij van je houdt!
Pas op, want het sluipt er gemakkelijk in dat je je geluk en je identiteit gaat baseren op de gaven die je gekregen hebt. Hoe meer je naar je gaven gaat kijken en je zekerheid daar uit gaat halen, des te meer smoor je de genade in je, waarna je je zekerheid nog meer gaat baseren op wat je kunt en doet. Heb jij veel gaven gekregen? Als je daar erg druk mee bent binnen de kerk en in je werk, maar je gebedsleven is weggekwijnd, dan leun je op je gaven en niet op de genade. Sta jij bekend om de vele dingen die je doet, maar zien mensen in jou eigenlijk helemaal niet een liefhebbend mens? Als jij je vreugde niet haalt uit Jezus en alleen maar een gemaakte glimlach laat zien als mensen je vragen hoe het gaat, dan ga je putten uit het plezier dat jouw gaven je geven. Paulus zegt: als jij de echte Liefde van Christus niet hebt, dan ben je als een dreunende gong of een schelle cimbaal. Dat is maar niet een aandachtspuntje, dat is heidense afgodendienst…! In Korinthe was het gebruikelijk in de tempels van de heidense afgoden dat er een gong en een cimbaal werden geluid bij het begin van een ceremonie. Waarom? Om de aandacht van de goden te trekken en bovendien was het inspirerend voor de aanbidders. Paulus laat weten: als je niet gericht bent op de liefde in je hart en niet doordrongen bent van het feit dat alleen die liefde bij je redding hoort, dan is jouw dienst aan God net zoals die van de heidenen: je probeert de aandacht van je god en van de medegelovigen te krijgen door het juiste ‘lawaai’ te maken.


b. Mensen die in de kerk langs de zijlijn staan

De tweede groep personen waarvoor we zien hoe het principe van deze Bijbeltekst ook voor hen van toepassing is betreft mensen die in de kerk juist geen taken hebben. Misschien word jij wel bijna nooit gevraagd als er mensen voor iets nodig zijn. En misschien ben je er wel terneergeslagen van geworden en heb je zelf langzamerhand het idee gekregen dat jij toch maar weinig gaven hebt en niet zoveel voorstelt in de kerk. Het lijkt vreemd, maar is des te belangrijker: deze mensen lopen toch hetzelfde gevaar als de vorige groep die we bekeken. Immers: je kijkt naar de mate waarin jouw christelijkheid in taken en gaven te zien is. Realiseer je dat gaven altijd beperkt zijn. Want zelfs al zou je een goede spreker zijn, er zijn altijd sprekers voor je geweest en er zullen sprekers na jou leven die een nog veel grotere invloed hebben (gehad) op de wereld. Er is altijd een grens aan wat je met je gaven kunt bereiken, maar… er is geen grens aan wat de genade van Christus aan liefde in je hart kan laten groeien. Misschien is er in deze hele kerkzaal niemand die écht een begaafd spreker is of kan worden, maar iedereen die hier zit kan de meest begiftigde heilige worden. Jij kunt de meest liefhebbende, nederige en zachtmoedige mens zijn. Dát kan mensen om je heen verbazen als ze zien hoe jij verandert door de genade die je hart omvormt. En bedenk goed: dát verandert de wereld pas écht! Liefde is het wonder dat alle andere wonderen overstijgt.


c. Mensen die het evangelie nog niet hebben aanvaard

Tot slot staan we nog kort stil bij een derde groep mensen. Misschien denk je wel: Ik probeer een zo goed mogelijk leven te leiden en nu kom jij met deze boodschap dat ik het niet goed doe! Sommigen van jullie begrijpen het evangelie in het geheel nog niet. Wat Paulus tegen jullie zegt is dit: misschien geef je wel al je geld aan armen en ben je één en al zelfopoffering, maar wat alleen telt is dit: dat je je hart geeft aan Jezus Christus als antwoord op het goede nieuws dat het Evangelie is. Wat houdt dat evangelie dan in? Jezus Christus kwam naar de aarde, niet vanwege zijn heiligheid en zijn almacht, maar vanwege zijn liefde. En dat is precies de kern van het Christen zijn: niet kracht, maar liefde; niet gaven, maar genade. Zelfs het meest wezenlijke aan God is niet zijn macht, maar zijn liefde. Hoe redde Jezus jou en mij dan aan het kruis? Door zijn lichamelijk sterven? Zeker, Hij is lichamelijk vreselijk mishandeld, maar realiseer je wat de ergste straf was: Hij verloor de liefde van de Vader! Toen riep Hij uit: ‘Mijn God, Mijn God, waarom hebt u mij verlaten.’ Misschien heb jij wel een geliefde verloren. Als iemand het middelpunt van je leven was en die persoon verstoot je, daar kom je nooit overheen. Realiseer je dat het verlies van zo’n geliefde nog maar klein is vergeleken met wat er gebeurde toen Jezus de liefde van de Vader kwijt raakte. Dat verlies was het ergste wat Jezus meemaakte. Als je kijkt naar zijn liefde, dan begrijp je Jezus pas echt. En die liefde voor ons was zo groot dat Hij de liefde van de Vader er voor wilde opgeven. Als je dat echt tot je laat doordringen, geef je je hart. Dan zegt je niet: ‘Wat moet ik doen om de hemel te bereiken’, maar dan is liefde het enig passende antwoord op de liefde die God de Vader ons in zijn Zoon geeft. Liefde is de essentie van het geloof en de essentie van God. Hoe meer je die liefde ontdekt, hoe meer de echte liefde in je zal groeien. Wees geen ‘dreunende gong’ voor God. Dat wil zeggen: Focus niet op ‘goede dingen doen’, want al die goede dingen zijn voor God als voorbijgaand lawaai. Bid in plaats daarvan of God, de bron van alle zegeningen in je hart wil wonen en of je de klank van zijn genade mag laten doorklinken.
 
(Om eventueel door te lezen: Preek van Jonathan Edwards (18e eeuw..!) waar Tim Keller ook uit putte over 1 Kor. 13: http://www.biblebb.com/files/edwards/charity2.htm )
 
 
 

woensdag 26 februari 2014

Ons werk en ons karakter

Preek van Tim Keller (17 oktober 2012) gehouden in Redeemer Presbyterian Church New York.


Bijbellezing:  Efeziërs 5,21; 6,5-9

Efeziërs 5,21

21 Aanvaard elkaars gezag uit eerbied voor Christus.

Efeziërs 6,5-9

5 Slaven, gehoorzaam uw aardse meester zoals u Christus gehoorzaamt, met ontzag, respect en oprechtheid; 6 niet met uiterlijk vertoon om bij de mensen in de gunst te komen, maar als slaven van Christus die van harte alles doen wat God wil. 7 Doe uw werk met plezier, alsof het voor de Heer is en niet voor de mensen, 8 want u weet dat allen door de Heer beloond worden voor het goede dat ze doen, zowel slaven als vrije mensen. 9 Meesters, behandel uw slaven op dezelfde manier. Laat dreigementen achterwege, want u weet dat zij en u dezelfde Heer in de hemel hebben, en dat hij geen onderscheid maakt.


Samenvatting

Paulus geeft omgangsregels voor slaven en meesters. Dat kan voor ons ongemakkelijk overkomen omdat hij daarmee slavernij lijkt te ondersteunen. Maar als je meer weet over de achtergronden van deze Bijbeltekst, dan worden twee principes duidelijk over werk. Principes die voor iedereen toepasbaar zijn in zijn dagelijkse bezigheden. Het kan zijn dat je met tegenzin aan het werk bent of dat je juist opgeslokt wordt door je werk en je eigenlijk nooit het gevoel hebt dat het goed is. Misschien heb je zelfs geen werk momenteel en ben je dringend op zoek.
In deze preek wordt uitgelegd in welke situatie Paulus dit schreef en hoe de twee principes over werk ook nu van toepassing zijn. De Bijbel legt niet zomaar principes op, God geeft ook de kracht om zo te kunnen leven. De preek sluit af met de uitleg hoe deze Bijbeltekst ons kracht geeft altijd te werken voor God.


Inleiding

Voor veel mensen is de Bijbel vooral van toepassing in de kerk en in de privésfeer. Deze preek is er een uit een serie waarin we kijken wat er gebeurt als je het evangelie toepast op het gewone openbare leven. Het evangelie heeft bijvoorbeeld effect op hoe je naar ‘werk’ kunt kijken. Het bepaalt hoe je jouw beroep uitoefent. In het Bijbelgedeelte dat we lazen onderwijst Paulus wat de logische consequentie voor je werk is als je gelooft. Het deel dat we nu behandelen is niet zozeer theoretisch of algemeen, maar heel praktisch. Voordat we kunnen begrijpen wat Paulus hier schrijft zullen we wat achtergrondinformatie moeten hebben om  te begrijpen hoe we deze tekst moeten lezen tegen de historische achtergrond waarin de lezers zich bevonden. Daarna zal het gaan over twee principes die in deze Bijbeltekst worden geleerd en over de kracht die er achter schuil gaat om ook werkelijk zo te kunnen leven. Dus:
  1. De achtergrond van deze tekst
  2. Twee praktische principes die we leren uit deze tekst:
    1. Alle werk is Gods werk
    2. Werk niet voor je baas, maar voor de Heer
  3. De kracht om deze principes ook uit te voeren

De achtergrond van deze tekst

Als je als moderne lezer een tekst leest als ‘slaven, gehoorzaam uw aardse meester’, dan gaan de alarmbellen rinkelen. Er zijn meer dan genoeg mensen die op basis van een dergelijke tekst zeggen: ‘Zie je wel, de Bijbel vergoelijkt slavernij.’ Nog erger was het tot in de 19e eeuw toen deze teksten ook werkelijk werden gebruikt in Amerika en Europa om slavernij te ondersteunen. De redenering is dan: ‘Lees maar, de Bijbel zegt dat slaven hun meesters moeten gehoorzamen, dus het is oké.’ Voordat we echt kunnen begrijpen wat zo’n Bijbeltekst betekent, hebben we eerst achtergrondinformatie nodig.
Elk Bijbelcommentaar (dat bedoeld is om de lezer te helpen de tekst beter te kunnen plaatsen in de context van de hele Bijbel, de historische en culturele achtergrond etc.) noemt twee zaken waar je aandacht voor moet hebben als je deze tekst leest. De eerste is dat Paulus deze brief schreef voor christenen in Efeze die hem op zondag lazen met alle personen die bij hun huishouden behoorden. In Efeziërs 5 en 6 wordt een verzameling huisregels voor iedereen die tot het huishouden behoorde geschreven. De tekst richt zich tot echtgenoten, tot ouders en kinderen en tot slaven en meesters. Daarmee had je iedereen in het huishouden wel gehad. Huishoudens in die tijd konden best groot zijn en bestonden uit echtgenoten, kinderen en huisslaven. Paulus spreekt ze dus allemaal toe. Uit onze tekst kun je lezen dat Paulus niet een of andere algemene beschouwing gaf over hoe de christelijke samenleving er uit zou moeten zien, maar hij geeft heel praktische aanwijzingen hoe men nu als christen kan leven in de huidige leefomstandigheden. Dus het gaat over hoe je zou moeten leven in die samenleving en niet over ‘hoe zullen we deze samenleving eens veranderen’. Op vele andere plaatsen kun je wel vinden hoe de christelijke kijk op sociale verhoudingen is en wat de Bijbelse visie is op recht en onrecht. Hier in onze Bijbeltekst staat niet dat slavernij moet worden verdedigd of dat het juist moet worden afgeschaft, maar hoe mensen er nu (toen) mee om behoren te gaan.
Het tweede waarvoor we aandacht moeten hebben bij het lezen van onze tekst is het volgende. Christenen hebben zelf meegedaan aan slavenhandel, maar het waren ook Christenen die streden voor afschaffing van de slavernij. Vooral de Quakers en Evangelicalen hebben hierin een hoofdrol gespeeld [zie hier voor meer achtergrondinformatie]. Hoe kan het dan dat Christenen in de eerste eeuwen niet begonnen zijn met het afschaffen van slavernij? Een van de antwoorden is dat slavernij in die dagen er heel anders uitzag dan wat wij kennen aan misstanden uit de periode waarin het uiteindelijk werd afgeschaft. In die tijd was slavernij heel anders dan later. Het was niet racistisch en altijd tijdelijk (10 tot 15 jaar). Verder was het niet gebaseerd op het simpelweg kidnappen en wegroven van mensen zoals dat later wel veel is gebeurd. De meeste slaven waren krijgsgevangenen. Je werd meegevoerd naar het land van de overwinnaar en werd slaaf voor een bepaalde periode. Slaven hadden rechten. Je kon in die tijd al naar het gerecht om als slaaf voor je recht op te komen. Het was daarmee niet opeens een geweldig verschijnsel, maar waar het om gaat is dat slavernij in die tijd niet zo bruut, gewelddadig en onmenselijk was als de slavernij waartegen Christenen later in opstand zijn gekomen. Paulus heeft het dus niet over het al dan niet afschaffen van slavernij, maar hij gaat uit van de vraag: ‘Hoe kun je er als slaaf en als meester  mee omgaan?’
Ondanks dat slavernij in die tijd een stuk minder bruut was dan slavernij rond 1800, was de boodschap van Paulus over het nieuwe leven als christenen het begin van een atmosfeer waarin uiteindelijk slavernij zou worden afgeschaft. Slavernij, zelfs niet de slavernij uit de tijd van Paulus, past niet bij een Christelijke cultuur. En juist over die cultuur schrijft Paulus veel in zijn brieven aan bijv. Kolosse, Efeze en Filemon. Misschien denk je nu wel: dat is aardig om te weten, maar wat heb ik in deze moderne tijd aan een tekst over slavernij in de 1e eeuw? Onze omstandigheden zijn inderdaad heel anders, maar toch is de boodschap ook voor ons waardevol. Want net als dat deze boodschap  aan de slaven in die tijd kracht gaf om het (soms harde) leven aan te kunnen, is het ook voor ons een kracht om in onze levens een nieuw perspectief te krijgen. Dat perspectief is van alle tijden. Het trok de mensen in die tijd (vooral ook degenen die gebukt gingen onder een zwaar leven) naar de gemeenten toe. Zo geeft dat hoop aan mensen in onze tijd. Hoop, die uitstijgt boven de moeite van de dag. Als het mensen in die tijd hielp, ook al veranderde hun maatschappelijke positie niet direct, waarom zou het jou dan ook niet kunnen helpen?
We gaan nu kijken wat het perspectief is dat Paulus schetst, waarmee mensen (ook jij vandaag de dag) hun werk heel anders kunnen gaan zien. We zullen twee belangrijke principes zien die mensen in die tijd hielpen om zelfs toen draaglijk en betekenisvol te kunnen leven. Het zijn twee principes die ook nu toepasbaar zijn in jouw leven.


Eerste principe: alle werk is Gods werk

Het eerste principe komt uit vers 5: ‘Slaven, gehoorzaam uw aardse meester zoals u Christus gehoorzaamt’. In het Grieks staat er een woordje waarbij  ‘zoals’ niet alleen betekent ‘het lijkt er op’, maar ‘het heeft het zelfde doel’. Je zou het ook zo kunnen vertalen ‘gehoorzaam uw aardse meester – dat is hetzelfde als Christus gehoorzamen’. Alle werk is een roeping en met al het werk dien je de Heer.
Nog een klein stukje achtergrondinformatie: in de Grieks-Romeinse cultuur maakte men gebruik van huisregels. Veel schrijvers beschreven huisregels waarin in stond  hoe echtgenoten, gezinsleden, slaven etc. zich tot elkaar verhielden. Dat is  wat Paulus ook doet met zijn brieven. Hij doet dat vaker, bijvoorbeeld naar Timoteüs en naar  de gemeenten in Efeze en Colosse.  In de Bijbelcommentaren kun je lezen dat  normaal gesproken in zulke huisregels de schrijver zich nooit rechtstreeks tot de slaven richtte,  wat Paulus hier wel doet.  Wat opvalt, is dat Paulus juist begint bij de slaven en meer woorden besteedt aan de slaven dan aan de meesters. Hij benadert de slaven  als waardige en verantwoordelijke mensen. Het tweede dat opvalt is dat Paulus tegen de meesters zegt: ‘Meesters, behandel uw slaven op dezelfde manier.’ Hoezo ‘dezelfde manier’? Dat nodigt uit om terug te lezen wat dan die zelfde manier is. Meesters worden opgeroepen hun slaven met respect te behandelen en niet te bedreigen. Dat viel op in die tijd! Seneca, de bekende Romeinse schrijver, schreef ‘benader je slaven altijd alsof het je vijanden zijn’. Paulus geeft hier een heel andere instructie. Wat betekent dit voor de lezers? Ze moesten gaan beseffen dat ze vanuit Gods gezichtspunt  allemaal gelijk waren: allemaal slaven. Slaven en meesters hebben allemaal dezelfde hemelse meester die iedereen op gelijke wijze bekijkt. Vanuit dat gezichtspunt  werd aan de meesters geleerd: jullie zijn absoluut de gelijke van je eigen slaven. Dit was revolutionair en heel vreemd in die tijd. Aristoteles had geleerd dat sommige mensen gewoon geboren waren om slaaf te worden. Maar met deze nieuwe verhoudingen waartoe Paulus oproept was het niet meer dan logisch dat Christenen slavernij op den duur niet meer in stand wilden houden. Het betekent meer dan alleen maar dat mensen waardigheid hebben en dat je ze netjes moet behandelen. Er staan veel grotere woorden: ‘ontzag, respect, oprechtheid, van harte’. Slaven kwamen in totaal andere verhoudingen tot hun werk en hun meesters te staan doordat ook hun werk (wat vaak bestond uit minderwaardige klusjes) waardevol werk voor God was.  
Peter O’Brien schrijft in zijn Bijbelcommentaar op Efeziërs dat met Paulus’ beschrijving van werk (alle werk is (als) voor God), het verschil tussen gewoon werk en geestelijk werk wegvalt. Elke taak, hoe ‘heilig’ of hoe ‘ondergeschikt’ ook, valt onder het gezag van God onze Heer. Martin Luther schrijft hier ook over. Hij is natuurlijk bekend van de Reformatie en de meeste mensen weten wel dat hij herontdekte dat je wordt gered door genade en niet door werken. Maar Luther heeft meer geschreven. Als monnik was hij opgegroeid met het idee dat monniken en nonnen een speciale roeping van God hadden gekregen. Alle andere mensen deden slechts onbelangrijk werelds werk. Maar toen las Luther teksten zoals wij die zojuist ook gelezen hebben uit Efeziërs en hij schrijft dan: ‘Wacht eens even, dat betekent dat het melkmeisje net zo’n eerbare roeping heeft als een priester.’ Waarom zou dat zo zijn?
In een eerdere preek stonden we er bij stil hoe God de schepping volmaakt gecreëerd had. Alle werk is nodig om mensen en de mensheid  tot bloei te laten komen. Natuurlijk is er werk waarvoor je meer vaardigheden of opleidingen moet hebben dan voor ander werk. En in onze maatschappij zijn we er aan gewend om met labels te werken zoals ‘dit is een goede baan’ en ‘dit stelt qua werk niet zoveel voor.’ Maar  God heeft geen voorkeur voor bepaalde soorten werk. In een eerdere preek zagen we ook dat bepaald werk afhankelijk is van ander werk. Misschien heb je een ‘belangrijke’ functie, maar als het riool niet gereinigd wordt is dat op den duur levensbedreigend. Al het werk moet je zien als roeping van God. Hij gaf ons gaven en talenten.
Samenvattend spreken we Luther na: alle werk is een roeping van God. Dit heeft twee vergaande praktische consequenties:
  1. Als je over je werk, wat het ook maar is, denkt dat het een roeping van God is en niet een manier om geld te verdienen, dan zul je anders  naar je werk gaan kijken. Je zult wellicht gaan denken ‘wacht eens even, als God hier achter zit, dan moet ik het wel anders gaan aanpakken’. Dorothy Sayers (1893-1953) zegt in haar essay ‘Why work’: “Op geen enkel terrein heeft de Kerk zo ernstig haar invloed op de samenleving verloren, als  op het begrip van de zogenoemde roeping voor de wereld (secular vocation). De Kerk heeft het laten gebeuren dat werk en religie twee verschillende delen van het leven zijn geworden. En nu is men verbaasd dat het wereldse werk verworden is tot een puur zelfzuchtig gebeuren met vernietigende kracht. Men is verder verbaasd dat het merendeel van de werkende mensen in hogere functies  ongelovig is, of tenminste niet geïnteresseerd is in religie. Maar is dat wel zo verbazingwekkend? Hoe kan iemand geïnteresseerd blijven in geloof, als dat geen invloed heeft op 90% van zijn/haar leven? De Kerk beperkt zich bijvoorbeeld in haar benadering van een meubelmaker door hem te manen niet dronken te worden en op zondag naar de kerk te komen. Wat de Kerk hem werkelijk zou moeten leren is dat zijn geloof hem dringt om goede meubels te maken.” [Het hele essay is hier te lezen in het Engels]. De Kerk moet dus niet alleen bezig zijn met: ‘Kom naar de kerk en doe goede dingen in de kerk’, maar moet zich absoluut ook richten op de vraag: ‘Hoe kun jij je werk goed invullen, passend bij Gods roeping voor jouw leven?’ Ik denk dat Dorothy Sayers gelijk heeft in haar analyse en dat is ook de reden waarom onze kerk [Redeemer in New York] het Centrum voor geloof en werk heeft opgericht, zodat we mensen kunnen helpen om de kloof tussen geloof en werk te overbruggen. Heeft de Bijbel werkelijk wat te vertellen over de 90% van je tijd dat je met werk bezig bent? Jazeker! Dat gaan we  verderop in deze preek zien.
  2. De tweede praktische consequentie van ‘alle werk is Gods werk’ is deze: als je gelooft dat alle werk Gods roeping is, ga je anders met mensen om. De Bijbel zegt immers: ‘Alle werk is een roeping van God.’ Andere teksten zeggen: ‘We zijn naar Gods beeld geschapen.’ Maar God heeft Zijn glorie afgelegd om naar de aarde te komen en zich voor de mensen te geven. Realiseer je dat we allemaal als slaven voor God waren. Als je je verheft boven anderen ontstaat er ongelijkheid waardoor mensen op elkaar neerkijken. Bijvoorbeeld in een ziekenhuis kan het gebeuren dat artsen zich hautain gedragen ten opzichte van verpleegkundigen en hen ‘niet zien’ in het voorbij lopen op de gang. Terwijl even later de verpleegkundige zelf contact uit de weg gaat met iemand van de huishoudelijke dienst. Als je meewerkt aan zulke ongelijkheid, in welke omgeving ook maar, snap je niet hoe genade werkt. Helaas kom je zulke patronen in allerlei bedrijven en organisaties tegen waar mensen het werk van anderen als minder waardevol zien en zichzelf verheven voelen boven hen (management t.o.v. productiepersoneel; verkopers t.o.v. monteurs etc.). Stel jezelf eens deze vraag: ’Heb ik wel tot mijn hart toegelaten dat alle werk Gods werk is?’

Tweede principe: Werk niet voor je baas, maar voor de Heer

We gaan verder met het tweede principe dat we uit deze Bijbeltekst leren over werk: ‘Slaven, gehoorzaam uw aardse meester zoals u Christus gehoorzaamt, met ontzag, respect en oprechtheid; niet met uiterlijk vertoon om bij de mensen in de gunst te komen, maar als slaven van Christus die van harte alles doen wat God wil.’ Dit is een zeer radicale boodschap. In deze tekst relativeert Paulus alle menselijke bazen, meesters en carrières. Hij zegt tot de slaven: ‘Ik wil dat jullie je aardse meester gehoorzamen, maar denk niet dat hij jullie echte meester is. Hij is slechts in de aardse verhoudingen je meester.’ Waarom is dat zo belangrijk? Ik zal dat uitleggen aan de hand van een ervaring in mijn studententijd. Tegenwoordig hebben jullie, jonge studenten, betaalde baantjes op de universiteit zelf. Maar vroeger moest je op zoek naar vakantiebaantjes in de ‘blauwe overall wereld’. In de ‘witte boorden wereld’ draait het meestal om véél werk. Iedereen maakt zich druk door hard te werken, ervaart werkstress en is bezig met overwerken, efficiënt werken, de baas en collega’s imponeren door veel te werken etc. In mijn studententijd zocht ik baantjes in de ‘blauwe overall wereld’: eenvoudige klusjes in fabrieken. Ik werkte daar hard. Op een dag kwam een van de vaste productiemedewerkers naar me toe en zei: ‘Luister jongen, we kunnen je niet zo hard laten werken. Je produceert te veel. Als de baas merkt dat je in korte tijd zoveel kunt klaar krijgen, zullen wij dat ook moeten doen. En jij gaat hier zo weer weg, maar wij zitten hier nog 40 jaar…’  Ik was in die tijd misschien wat Farizees en dacht: hoe durven jullie, wat is er mis met dit land dat jullie zo de kantjes er af lopen. In zo’n werkomgeving is het meestal zo dat het personeel doet wat ze moet doen en vooral niets meer. Men heeft vaak een hekel aan het management en houdt niet van zijn werk. Wat Paulus nu zegt is revolutionair. Hij zegt: ’Deze mensen zijn niet jouw baas. Werk niet voor je baas, maar voor de Heer.’ Dat heeft consequenties voor beide soorten werkomgevingen (zowel voor het werk waarbij men zich onbeperkt inspant, ook al is het nooit genoeg, als ook voor het werk waarbij mensen werken omdat het moet en proberen nét genoeg te doen om problemen te voorkomen. Dit zijn de twee consequenties van dit principe:
  1. Dit principe maakt een einde aan overwerkt zijn. Als jij je werk doet, maar niemand ziet het en je krijgt er geen waardering voor, dan is dat niet meer belangrijk. God ziet het wel en Hij is je enige en echte baas. Hij zal er over een miljoen jaar nog steeds zijn, maar alle bazen van nu zijn er dan niet meer. Je hoeft niet afhankelijk te zijn van de goedkeuring van al die aandeelhouders, banken, collega’s etc. om je heen. Doe je werk voor God.  
  2. Dit principe vernietigt onderprestatie en de kantjes er af lopen. Het gaat er niet om of je baas je betrapt op te weinig inspanning, of dat je voor je collega’s net genoeg inzet toont. Je echte baas ziet je altijd. Doe je werk voor God.
Kijk niet naar je carrière alsof dat je echte carrière is. Kijk niet naar je baas alsof dat je echte baas is. In Lucas 5 zegt Jezus tegen Petrus, Andreas, Jakobus en Johannes: ‘Laat je netten achter en ik zal je vissers van mensen maken.’ Wat wil deze tekst zeggen? Dat iedereen zijn baan moet opzeggen en zendingswerk moet gaan doen? Ik lees in deze tekst dat Jezus leert dat hij voor iedereen een baan heeft die de echte baan overstijgt. Hij laat deze discipelen zien dat er een manier van vissen is welke hun normale vis-werk overstijgt. Hij heeft voor ons ook een taak die achter onze normale taak ligt. We moeten ons richten op echte waarde en niet op aards geld. Richt je op hemelse waarde, op echte schoonheid en dat helpt je om soms je netten in de steek te laten. Als je je richt op die grotere taak en dat ‘werk achter je werk’, dan kun je soms, net als de discipelen, weglopen bij je netten. In veel werkomgevingen is het moeilijk om te zorgen voor je gezin vanwege de druk die op je ligt om te presteren, aanwezig te zijn en lange dagen te maken. Jezus maakt geen einde aan het gewone vissen en ons gewone werk, maar Hij wil ons de relativiteit er van laten inzien door  het werk achter ons werk te laten zien. Hij is de enige echte meester. Hij is onze enige echte carrière. Laat niets anders jou bepalen, jouw drive zijn. Laat niets anders jou de baas worden.
Dat is revolutionair. Het betekent dat alle werk dus even waardevol is. Het betekent dat het goed is om je in te zetten voor je werk, maar je er niet door te laten beheersen. En als het jou als Christen lukt om ook op je werk voor God te werken, dan zul je een heel waardevolle medewerker zijn. Misschien niet de meest productieve medewerker, maar op de lange duur wel degelijk het meest waardevolle voortbrengend. John White, een psychiater schreef een boek met de titel ‘The Fight’ [in het Nederlands vertaald onder de titel ‘de goede strijd’. Alleen nog 2e hands verkrijgbaar. Zie link]. Het was hem tijdens zijn studie voor psychiater (begin vorige eeuw) opgevallen dat hij vaak voor examens enorme druk voelde. Telkens weer merkte hij dat hij zijn studiewerk maar bleef uitstellen en dan op het laatst zich onder grote stress volpropte met kennis. Als hij dan zijn tentamen gehad had, was hij daarna zo uitgeput dat hij even niets moest doen, en daarmee begon een nieuwe periode van uitstellen en niets doen. Tot hij noodgedwongen weer onder grote stress zich net op tijd voor een volgend tentamen kon voorbereiden. Toen las hij deze Bijbeltekst en vroeg zich af: wat zou er gebeuren als ik niet voor mijn studiepunten zou werken, maar voor de Heer? En hij besloot om anderen te gaan helpen naast zijn studie. In plaats van het ritme van grote stress vlak voor een tentamen en daarna het totale niets doen (waarbij hij alleen met zichzelf bezig was) ging hij nu tijd besteden aan het ondersteunen van anderen. Overigens gingen zijn studieresultaten in het begin omlaag, maar op langere termijn bleek dat hij zelfs een betere student werd ondanks dat hij nu ook tijd aan anderen gaf. White beschrijft dat dit hem diepgaand veranderde als mens. Hij ontdekte een levensvreugde die de blijdschap over een gehaald tentamen te boven ging. Ik ben er van overtuigd dat dit ook op jullie van toepassing is, ongeacht wie je bent en wat voor werk je doet.


De kracht om zo te kunnen leven

Tot slot: de Bijbel vertelt ons nooit alleen maar wat we moeten doen, maar geeft ook de kracht en mogelijkheden om het te doen. Dat staat beschreven in het eerste vers dat we lazen, voordat het gaat over al die instructies aan echtgenoten, meesters en slaven. In hoofdstuk 5 vers 21 staat ‘Aanvaard elkaars gezag uit eerbied voor Christus’. [vert.: de vertaling in de NBV is in dit geval wel verschillend en mist de genuanceerde betekenis van de bron-woorden. In de NBG51 stond ‘Wees elkaar onderdanig in de vreze Gods’ en ook de Statenvertalingen hanteren ‘onderdanig’. Engelse vertalingen gebruiken ‘subject yourself to another’ of ‘submit yourself’. De ‘vreze Gods’ wordt in Engelse Bijbelvertalingen vertaald als ‘the fear of Christ’ of ‘Reverence for Christ’. ‘Reverence’ is in het Nederlands ‘eerbied, ontzag, hoogachting’. De Engelse Bijbelvertaling die in deze preek werd gebruikt schreef ‘Submit to one another out of reverence for God’. De preek vervolgt beginnend bij dat woordje ‘reverence’]. Het woord ‘reverence’ maakt niet goed duidelijk wat de Bijbeltekst bedoelt. Want onderaan een brief schrijf je ook ‘met hoogachting’. Het woord dat oorspronkelijk in het Grieks gebruikt werd betekent ‘angst, bang worden gemaakt’. Maar in de Bijbel, betekent dit woord als het bij God wordt gebruikt: ‘versteld staan, vol ontzag, verwonderd, met een spannend, bijna angstig gevoel van opwinding en vreugde’. In Psalm 130,4 staat: ‘Maar bij u is vergeving, daarom eert men u met ontzag.’ (NBG51: Maar bij U is vergeving, opdat Gij gevreesd wordt.) Door dat Psalmvers ben ik gaan begrijpen wat de ‘vreze des Heren’ werkelijk betekent. Het betekent dat je moet worden vervuld door de Geest met verwondering, ontzag en vreugde voor God. Waarom eigenlijk? De tekst waar de preek over gaat zegt nogal vreemde dingen: ‘Meesters dien je slaven, slaven dien je meesters.’ Waarom zou het elkaar dienen met de vreze des Heren (ontzag en vreugde voor Christus) te maken hebben? Omdat Hij ons allen diende door naar het kruis te gaan en te sterven. Als je diep doordrongen raakt hoe Hij jou diende door te sterven, dan zul je tegelijkertijd beseffen dat HIJ jouw echte en enige meester is!
Nog een klein voorbeeld: als je morgen weer naar je werk gaat, ga je dan aan het werk voor iemand die je in je hart eigenlijk verafschuwt? Moet je je best doen voor een organisatie die je eigenlijk maar dom en dwaas vindt? Hoe kun je je nu inzetten voor een dwaas? Simpel! Denk aan wat Jezus deed… Hij stierf voor ons toen wij nog vijanden waren… Niet maar dom of dwaas, maar vijanden! Hij diende ons en werkte voor ons toen wij nog vijanden waren. Realiseer je wat dat betekent voor jouw houding op je werk. Als je zo doordrongen raakt van deze vreze des Heren – vol van ontzag voor Hem wordt – dan wil je Hem dienen! En als je het juist wél erg naar je zin hebt op je werk en je probleem vooral is: hoe doe ik het zo goed mogelijk? Als je altijd maar aan het stressen bent en graag wilt dat de mensen om je heen zien hoe hard jij je best doet, wat betekent het dan voor jou om je te realiseren dat Christus voor jou gestorven is? Realiseer je dat Hij daardoor jou redt van de zonde. Je carrière op je werk of in de kerk zal jou niet redden! Als jouw werk jou de baas is; als jouw werk jouw heer en meester is, dan zal jouw werk je verslinden en zul je jezelf steeds meer gaan haten. De manier waarop jij kunt loskomen van die aardse meester is door je hart te laten vullen met geestelijk begrip van wat Christus deed voor jou aan het kruis. Laat niemand jou de baas zijn dan alleen Christus,  anders zul je niet meer begrijpen wat Hij voor jou deed. Laat het evangelie je hart en je houding écht veranderen: tegenover je werk, naar mensen onder jou in de organisatie en naar je leidinggevenden.