vrijdag 26 april 2013

Eten met Jezus - over echte kerk zijn in deze tijd.

Preek van Tim Keller (30 Januari 2000) gehouden in Redeemer Presbyterian Church New York.

Te beluisteren via http://sermons2.redeemer.com/sermons/eating-jesus


Johannes 21,1-22


Samenvatting
Veel mensen laten het Christelijk geloof links liggen. Dat doen ze niet omdat ze niet in God geloven, maar omdat ze niet in de kerk geloven. Jezus geeft de kerk als missie om ‘een stad op een berg’ te zijn. Een gemeenschap waar liefde heerst en mensen elkaar dienen in verbondenheid met God én met hun naaste. Als Jezus onze diepste behoeften mag vervullen zullen we onvermoede bronnen in onszelf ontdekken waarmee we anderen kunnen dienen. 

Johannes 21
1 Hierna verscheen Jezus weer aan de leerlingen, nu bij het Meer van Tiberias. Dat gebeurde als volgt. 2 Bij het meer waren Simon Petrus en Tomas (dat betekent ‘tweeling’), Natanaël uit Kana in Galilea, de zonen van Zebedeüs en nog twee andere leerlingen. 3 Petrus zei: ‘Ik ga vissen.’ ‘Wij gaan met je mee,’ zeiden de anderen. Ze stapten in de boot, maar de hele nacht vingen ze niets. 4 Toen het al ochtend werd, stond Jezus op de oever, al wisten de leerlingen niet dat het Jezus was. 5 Hij riep: ‘Hebben jullie soms iets te eten?’ ‘Nee,’ antwoordden ze. 6 ‘Gooi het net aan stuurboord uit,’ riep Jezus, ‘dan lukt het wel.’ Ze wierpen het net uit en er zat zo veel vis in dat ze het niet omhoog konden trekken. 7 De leerling van wie Jezus hield zei tegen Petrus: ‘Het is de Heer!’ Zodra Simon Petrus dat hoorde, schortte hij zijn bovenkleed op – meer had hij niet aan – en sprong in het water. 8 De andere leerlingen kwamen met de boot en sleepten het net vol vis achter zich aan. Ze waren niet ver van de oever, ongeveer tweehonderd el. 9 Toen ze aan land kwamen zagen ze een vuurtje met vis erop en brood. 10 Jezus zei: ‘Breng ook wat van de vis die jullie net gevangen hebben.’ 11 Simon Petrus ging weer aan boord en trok het net aan land. Het zat vol grote vissen, welgeteld honderddrieënvijftig, en toch scheurde het niet. 12 Jezus zei tegen hen: ‘Kom, eet iets.’ Geen van de leerlingen durfde hem te vragen wie hij was, ze begrepen dat het de Heer was. 13 Jezus nam het brood en gaf hun ervan, en hij gaf hun ook vis. 14 Dit was al de derde keer dat Jezus aan de leerlingen verscheen nadat hij uit de dood was opgestaan.
15 Toen ze gegeten hadden, sprak Jezus Simon Petrus aan: ‘Simon, zoon van Johannes, heb je mij lief, meer dan de anderen hier?’ Petrus antwoordde: ‘Ja, Heer, u weet dat ik van u houd.’ Hij zei: ‘Weid mijn lammeren.’ 16 Nog eens vroeg hij: ‘Simon, zoon van Johannes, heb je me lief?’ Hij antwoordde: ‘Ja, Heer, u weet dat ik van u houd.’ Jezus zei: ‘Hoed mijn schapen,’ 17 en voor de derde maal vroeg hij hem: ‘Simon, zoon van Johannes, houd je van me?’ Petrus werd verdrietig omdat hij voor de derde keer vroeg of hij van hem hield. Hij zei: ‘Heer, u weet alles, u weet toch dat ik van u houd.’ Jezus zei: ‘Weid mijn schapen. 18 Waarachtig, ik verzeker je: toen je jong was deed je zelf je gordel om en ging je waarheen je wilde, maar wanneer je oud wordt zal een ander je handen grijpen, je je gordel omdoen en je brengen waar je niet naartoe wilt.’ 19 Met deze woorden duidde hij aan hoe Petrus zou sterven tot eer van God. Daarna zei hij: ‘Volg mij.’
20 Toen Petrus zich omdraaide zag hij dat de leerling van wie Jezus hield hen volgde – de leerling die zich tijdens de maaltijd naar Jezus toegebogen had om te vragen wie het was die hem zou verraden. 21 Toen Petrus hem zag vroeg hij Jezus: ‘En wat gebeurt er met hem, Heer?’ 22 Maar Jezus antwoordde: ‘Het is niet jouw zaak of hij in leven blijft totdat ik kom. Maar jij moet mij volgen.’

Inleiding


Deze preek is onderdeel van een serie waarin fundamentele geloofswaarheden worden behandeld. Telkens wordt een stukje uit de apostolische geloofsbelijdenis verbonden met een gedeelte uit het evangelie volgens Johannes. Deze keer kijken we naar het zinnetje ‘Ik geloof in de heilige katholieke Kerk’. Trouwens, het woord ‘katholiek’ verdient direct een toelichting omdat het vandaag de dag doet denken aan de Rooms Katholieke kerk. De apostolische geloofsbelijdenis werd geschreven in het Grieks. Het woord ‘katholiek’ betekent ‘algemeen’ of ‘universeel’. De geloofsbelijdenis zegt dus dat we geloven in één algemene universele christelijke kerk van alle plaatsen en alle tijden.

De oorspronkelijke geloofsbelijdenis begint met ‘Ik geloof’ (In het Latijn het bekende ‘Credo’). Dan volgt een hele opsomming van dat geloof en het ‘Ik geloof’ wordt pas weer herhaald als het gaat over de Heilige Geest, de Katholieke kerk etc. Het bestond dus uit twee lange zinnen die beiden begonnen met ‘ik geloof’. [Vert. in de protestantse versie in het Nederlands is ‘ik geloof’ een keer vaker toegevoegd waardoor het zinnetje over de Heilige Geest alleen is komen te staan].

In de oude kerk werd de geloofsbelijdenis al gebruikt door mensen die gedoopt werden. Die zeiden op zo’n moment dus ook: ‘Ik geloof in de Heilige Geest; in de Katholieke kerk etc.’. Waarom was dat eigenlijk? Het klinkt nogal verschillend als iemand zegt: ‘Ik geloof in Jezus’ en even later ‘Ik geloof in de katholieke kerk’. Waarom is dat nodig om te noemen? Er zijn mensen die niet in God geloven, maar er zijn toch geen mensen die geloven in God, maar niet in de Kerk? Dat hoort er toch bij? Waarom moet je dan geloven in de Kerk?

Uit onderzoek dat is uitgevoerd in ons land (de V.S.) blijkt dat een van de hoofdredenen die mensen aanvoeren om niet te geloven, de kerk is. Veel mensen weigeren te gaan geloven vanwege de Kerk en vanwege Christenen. Ze kunnen nog wel geloven dat er een God is, maar de Kerk gaat ze te ver. En wat de Bijbel zegt over de Kerk (en hoe die er uit zou moeten zien) is aanzienlijk moeilijker om aan te nemen dan wat de Bijbel zegt over God.

De reden waarom het in de geloofsbelijdenis staat is dat je niet in staat zult zijn te geloven in God en je met Hem te verbinden als je je niet op een of andere manier verbindt met zijn Kerk. De gemiddelde westerling zegt: ‘Ik ben spiritueel geïnteresseerd, maar niet religieus.’ Wat betekent dat eigenlijk? Ik vind God wel goed, maar ik haat de kerk. Dus onderzoeken we vandaag wat dit tekstgedeelte ons leert over de Kerk.

Alle commentaren over deze tekst (die best wel lang is) schrijven dat Johannes deze geschiedenis aan het einde van zijn evangelie aan ons doorgeeft om ons zo te onderwijzen hoe de Kerk er uit zou moeten zien. In het bijzonder wil ik stilstaan bij:

Jezus onderwijst ons hoe de Kerk zou moeten zijn

1.       ‘werp je net uit’. Jezus onderwijst ons hoe de Kerk zou moeten zijn;

2.       ‘voed mijn lammeren’. Jezus leert ons hoe we nooit uit onszelf Kerk kunnen zijn;

3.       ‘Volg mij’ en ‘Strek je handen uit’. Jezus vertelt hoe we in Hem dit toch zullen kunnen.

1. “Werp je net uit” - Hoe de Kerk zou moeten zijn.


Deze geschiedenis heeft een parallel met Lucas 5. Jezus is daar in de boot met zijn discipelen en het lukt ze niet om iets te vangen. Dan raadt Jezus ze aan het net nog aan de andere kant uit te werpen. Ondanks de vraagtekens die dat bij hen oproept worden ze even later overdonderd door de enorme vangst. In het kort: ze zijn in de boot; Jezus is bij hen; ze vangen eerst niets; met Jezus hulp vangen ze enorm veel.

Deze geschiedenis lijkt daar sterk op: opnieuw zijn ze in een boot en vangen ze niets. Jezus roept weer: ‘Werp je net uit aan stuurboord!’ Ze doen dat en worden weer overdonderd door de grote hoeveelheid vis. Wat is het verschil? Jezus is niet in de boot én ze herkennen Hem niet werkelijk. Johannes is de eerste die zich realiseert ‘dit móet Jezus wel zijn’. Hij ziet ongetwijfeld de parallel tussen de beide gebeurtenissen. Het grote verschil is dat Jezus er niet bij is. En tóch helpt Hij. De boodschap die hier in zit is: ook al is Jezus fysiek niet bij ons en ben je je soms nauwelijks bewust van zijn aanwezigheid, toch helpt Hij ons bij de uitvoering van het werk. Deze geschiedenis is een tekening van hoe de Kerk zou moeten zijn.

Maar er is meer te zeggen. Wat is het precies wat Jezus hen onderwijst om te gaan doen? Waarom kiest Hij dit moment om deze les te geven? Je herinnert je vast nog dat Jezus hen voor het eerst tegen kwam. Ze waren toen ook aan het vissen en Jezus zei: ‘Volg mij en ik zal jullie vissers van mensen maken.’ Door nu in een soortgelijke setting te verschijnen legt Jezus het verband: ik zal jullie blijven helpen met jullie missie. Maar wat is die missie van de Kerk dan? Vissen!

We gaan wat dieper in op wat ‘vissen’ precies inhoudt. Velen denken in eerste instantie vooral dat het betekent ‘mensen bekeren’. Dat is waar, maar het betekent nog heel wat meer. Vissen is Koninkrijkstaal. Het gaat er om dat de vissen van het ene domein (of koninkrijk) naar het andere gaan Om te begrijpen wat ik daarmee bedoel is eerst nog wat uitleg nodig.

De mensen in die tijd waren gewend aan allerlei symbolische betekenissen. Zo stond de zee symbool voor chaos, dood, wanorde en duisternis. Paulus beschrijft in Kolossenzen 1,13 wat God doet als jij tot geloof komt: dan ga je over van het rijk van de duisternis naar het rijk van zijn geliefde Zoon. Dat betekent meer dan dat je vergeving krijgt. Je komt in een nieuw wereldrijk terecht! En daarover zegt Jezus: ‘ik wil dat jullie de gemeenschap van de Koning zijn. Dat jullie niet alleen maar mensen naar mij toe brengen voor een persoonlijke relatie met mij, maar dat jullie mensen overbrengen van het ene koninkrijk naar het andere koninkrijk.’

Misschien denk je ‘hoe breng ik iemand naar een koninkrijk?’ Welnu, wat is een koninkrijk? In Mattheüs 5,14-17 zegt Jezus: “ik wil dat jullie het licht in de wereld zijn zoals een stad op een berg. Zo moet jullie licht schijnen voor de mensen, opdat ze jullie goede daden zien en eer bewijzen aan jullie Vader in de hemel.” Pas na een paar maanden mediteren heb ik ingezien hoe mooi Jezus hier zijn metafoor kiest. Als jullie hier in New York samen een christengemeenschap vormen, dan zijn jullie een alternatief New York. Jullie zijn als een stad op een heuvel: een stad die door de anderen gezien kan worden.

Wat betekent dat? Ten eerste dat in onze stad alle soorten mensen moeten kunnen wonen die ook buiten onze stad wonen. Dat betekent dat een kerk dus niet te homogeen kan zijn. Aan de andere kant is het onmogelijk om als één gemeente de totale diversiteit van de stad te kunnen herbergen (kijk bijvoorbeeld maar naar de taal: door te preken in het Engels sluit ik de helft van de inwoners van New York al uit), maar alle gemeentes van New York samen moeten huisvesting kunnen bieden aan alle soorten mensen.

Wat betekent het nog meer dat we een alternatief New York moeten vormen? We moeten niet slechts een verzameling individuen zijn, maar we moeten er zelf ook in wonen. Er moet een samenlevingsstructuur zijn binnen onze stad. Hoe leven we samen? Hoe gebruiken we en delen we ons bezit? Hoe gebruiken we onze seksualiteit? Hoe behandelen mannen en vrouwen elkaar? Hoe gaan de rassen met elkaar om?

Buiten onze ‘kerk-stad’ gaan de rassen niet goed om met elkaar en delen de rijken hun rijkdom niet met de minder bedeelden. Buiten onze stad gaan allerlei zaken mis. Maar wat doen wij? Wat betekent het om kerk te zijn? Denk je eens in: wat betekent het om in New York te wonen? Is het enige dat we als burgers van de stad doen: samenkomsten bezoeken? Jezus wil dat wij echt een stad,  een samenleving vormen. Hoe zou een samenleving eruit zien waarin  geld niet een afgod is en waarin lichamelijke schoonheid niet een afgod is; een samenleving waarin man en vrouw elkaar niet als speeltjes beschouwen? Onze missie is om mensen uit die andere samenleving (dat andere koninkrijk) naar dit nieuwe koninkrijk te trekken. Dat betekent dus veel meer dan ze te helpen een persoonlijke relatie met jou te krijgen en daarna samenkomsten te laten bezoeken. Het gaat écht om de overgang van het ene koninkrijk naar het totaal andere koninkrijk! Wij worden een alternatief koninkrijk, een alternatieve samenleving genoemd. Niet een gesloten gemeenschap zoals een getto, maar wij moeten juist voor allen zichtbaar en toegankelijk zijn: op een heuvel!

Laten we hier nog eens dieper op ingaan (en by the way: als ik twee uur de tijd had zou ik heel graag nog meer tot in detail vertellen hoe prachtig alles uit het hele boek Johannes samenkomt in dit ene verhaal).

In de boot waren o.a. Natanaël en Tomas. Twee uitersten. Natanaël was heel snel van geloof – heel lichtgelovig. Toen hij voor het eerst Jezus tegenkwam (zie Joh. 1) en Jezus hem zei: ‘Ik zag je onder de vijgenboom’, reageerde hij direct: ‘U bent de zoon van God, u bent de Koning van Israël!’. En  zegt Jezus dan: ‘Dankjewel, goed gezegd’? Nee. Eigenlijk berispt hij hem: ‘Geloof je omdat ik je onder de boom zag zitten? Je zult nog veel grotere dingen zien’. Aan de andere kant staat Tomas. Die is juist kleingelovig en cynisch. Hij zegt pas te willen geloven als hij niet alleen de gaten in Jezus handen ziet maar zelfs zijn vinger er in kan steken.

Zelf ben ik meer een Tomas en heb ik er een hekel aan als mensen allerlei dingen maar direct voor zoete koek slikken. En ik denk dat het in het algemeen zo is dat de ‘Tomassen’ en ‘Natanaëls’ elkaar niet goed kunnen uitstaan. En nu zitten ze in één boot. [vert. voor Nathanaël gebruikt Keller als beschrijving ‘Superstitious’ dat letterlijk vertaald ‘bijgelovig’ betekent in het Nederlands. Keller legt echter uit dat het van het Latijn komt en iets als ‘over-gelovig’ betekent. Hij zet dat tegenover sub-stitious (een woord dat niet bestaat, maar, grapt Keller: ‘ik zeg het gewoon heel vaak in de hoop dat het alsnog een echt woord gaat worden’). Sub-stitious betekent dan onder-gelovig. In de preek is het vertaald als ‘snel van geloof/ lichtgelovig’ resp. ‘kleingelovig’. ]

En kijk eens naar een andere tegenstelling: die tussen Johannes en Petrus.  Johannes is rationeel. Hij is de eerste die denkt ‘dit moet de Heer zijn!’. Petrus is minder een denker, maar meer een doener. Hij is de eerste die handelt. Denkers en doeners kunnen elkaar in de kerk ook in de weg zitten. ‘Petrussen’ in de kerk vinden vaak van de ‘Johannessen’ dat ze remmend werken, laf zijn, moeilijk doen, altijd ergens eerst een commissie voor in het leven willen roepen in plaats van er direct iets aan te gaan doen. Omgekeerd denken ‘Johannessen’ over ‘Petrussen’ dat ze te reactief en veel te impulsief zijn.  Het is dus maar niet een groep vissers, maar het zijn heel verschillende mensen. Jezus wil dat wij in een kerkelijke gemeente kunnen samenleven met mensen met wie we buiten die gemeente nooit zouden optrekken. Dat we samen op zo’n manier leven dat de wereld kan zien: zo hoort de samenleving er idealiter uit te zien.

Hoe doen we dat? De Bijbel is daar heel duidelijk over, maar helaas: veelal wordt er niet geluisterd. Het gaat om gehoorzamen. Bij sommige geboden lijkt dat eenvoudig. Als er staat ‘pleeg geen overspel’ dan snappen de meeste mensen wel wat het is en hoe je wel of niet overspel pleegt. Maar als er staat ‘wees niet hebzuchtig’ dan lijkt het opeens veel moeilijker. En mocht je het nog niet weten: voor elke waarschuwing tegen een seksuele zonde staan er maar liefst 10 waarschuwingen tegen hebzucht in de Bijbel! Maar hoe weten we of we hebzuchtig zijn? Waar is de grens? Er zijn mensen die denken: ik geef 10% en de rest mag ik aan mezelf besteden hoe ik maar wil.

Het probleem met de interpretatie van de Bijbel is voor Engelstaligen dat we niet goed zien wanneer de Bijbel over meervoud of enkelvoud spreekt. Behalve in de Zuid-Amerikaanse staten gebruikt de rest van de Engelssprekenden You voor zowel jij als jullie. In het oud-Engels is dat niet zo. Daar wordt nog over Thee (enkelvoud) en Thou (meervoud) gesproken. Realiseer je dat in veel Bijbelteksten het over jullie (meervoud) gaat. Het gaat in veel Bijbelteksten maar niet om individuele richtlijnen, maar de Bijbel leert ons hoe de Kerk er als geheel uit moet zien in al haar samenhang.

Als in Hebreeën 13,5 dus staat “Laat uw leven niet beheersen door geldzucht, neem genoegen met wat u hebt. Hij heeft immers zelf gezegd: ‘Nooit zal ik u afvallen, nooit zal ik u verlaten,’” heeft dat betekenis voor de kerk als geheel. Het gaat ons nooit lukken om hebzucht individueel te bestrijden. Geld moet geen eiland zijn waar je in je eentje op woont. Overleg, wees eerlijk en deel op zo’n manier dat de wereld er versteld van staat. De bijbel roept ons op om een gemeenschap van de Koning te zijn. Je kunt in je eentje toch geen stad zijn?! Je bent in je eentje toch ook geen familie? Of een kerk? Dat kun je ook niet met christenen met wie je alleen maar naar samenkomsten gaat. Je zult écht verbonden met ze moeten zijn. Stel dat ik aan het einde van de dienst zeg: ‘Ga heen en doe dit.’ Sommigen van jullie zullen misschien zeggen: ‘ik wist niet hoe moeilijk het was om Christen te zijn, maar ik ga het proberen tot ik er bij neer val.’ En weet je: dat zal dan gebeuren… Jezus is er open en eerlijk over waarom de Kerk op zoveel plaatsen faalt.

2. ‘Voed mijn lammeren’. Jezus leert ons hoe we nooit uit onszelf Kerk kunnen zijn;


Jezus roept ons op om de gemeenschap van de Koning te vormen, maar Hij laat ook zien waardoor het telkens weer mislukt. Kijk maar eens naar vers 15-17: “ 15 Toen ze gegeten hadden, sprak Jezus Simon Petrus aan: ‘Simon, zoon van Johannes, heb je mij lief, meer dan de anderen hier?’ Petrus antwoordde: ‘Ja, Heer, u weet dat ik van u houd.’ Hij zei: ‘Weid mijn lammeren.’ 16 Nog eens vroeg hij: ‘Simon, zoon van Johannes, heb je me lief?’ Hij antwoordde: ‘Ja, Heer, u weet dat ik van u houd.’ Jezus zei: ‘Hoed mijn schapen,’ 17 en voor de derde maal vroeg hij hem: ‘Simon, zoon van Johannes, houd je van me?’ Petrus werd verdrietig omdat hij voor de derde keer vroeg of hij van hem hield. Hij zei: ‘Heer, u weet alles, u weet toch dat ik van u houd.’ Jezus zei: ‘Weid mijn schapen”.

Ik heb hier vaker over gepreekt, telkens gericht op het berouw en de bekering van Petrus. Deze keer wil ik iets anders bezien. In vers 15 vraagt Jezus aan Petrus, terwijl de anderen er bij zijn: ‘Simon, zoon van Johannes, heb je mij lief, meer dan de anderen hier?’ Petrus wordt hier vernederd, zo lijkt het op het eerste gezicht. Dit is echter hoe berouw werkt. Jezus zegt tegen Petrus: ‘voed mijn lammetjes.’ Dat is de meest basale bouwsteen van het christen zijn voor anderen: echte vriend voor iemand zijn.

Wat bedoel ik met ‘echte vriend’? Jezus spreekt ze in vers 5 aan met een woord dat in allerlei Bijbelvertalingen verschillend wordt weergegeven: vrienden, kinderen, kinderkens. Naar volwassenen gesproken is het een intieme, vriendelijke manier van aanspreken, die je bij officieel gebruik niet vaak hoort, maar die in spreektaal wel gangbaar is. Het is qua woordgebruik vergelijkbaar met een man die zijn tegen zijn vrienden zegt: ‘hé jongens, zullen we maar eens op huis aan gaan.’ Jezus leert ons hier over echte vriendschap, net als in Johannes 15 waar hij uitlegt dat hij ons niet ‘slaven’, maar ‘vrienden’ noemt. Een echte vriend staat altijd voor je klaar en laat je nooit in de steek. Jezus zelf laat dat zien: Hij gaat een echte relatie aan met mensen, heel dichtbij en niet afstandelijk. Toen het er de tijd voor was, gaf Hij zelfs zijn leven voor ons.

Hoe doe jij dat? Ben je open naar mensen toe? Zoek je echt contact? Of draai je maar wat om ze heen en laat je maar een heel klein stukje van jezelf zien? Ben je er altijd voor mensen? Gaat het je om je eigen plezier en je eigen behoefte of ben je er echt voor hen? Een tijd geleden dacht ik er over hoe dat eigenlijk bij mijzelf zat. Ik had het idee dat het best aardig zat en ik denk dat velen van jullie dat ook over jezelf denken. Maar wacht even… Jezus zegt ‘voedt mijn lammetjes’.

Ik hoorde laatst Dick Lucas (een docent  aan een universiteit in Oxford) vertellen wat  hem was overkomen tijdens een christelijke conferentie. Hij sprak daar enkele dagen. Op de tweede dag was er een ongelukkig idee van de organisatie waardoor het zo liep dat hij in de zaal vrijwel alleen kinderen had zitten. De ochtend verliep met een hoop beginnersvragen en naïeve opmerkingen en hij vroeg zich vertwijfeld af wat hij ’s middags nog moest gaan doen met deze groep. Hij sloeg zijn bijbel open en kwam bij onze tekst: “voed mijn lammeren.” Dick Lucas beschrijft hoe hem dit diep trof. ‘Voeden’ betekent dat je bezig bent wat te geven, niet bezig bent om gevoed te worden. ‘Lammeren’ zijn behoeftig en willen altijd iets van je. Als je wilt weten of jij een echte vriend bent die klaar staat voor mensen, kijk dan niet welke mensen voor jou kozen, maar kijk hoe jij mensen kiest. Ben jij bereid om er te zijn voor mensen die veel lager zijn opgeleid? Of voor mensen die in een heel andere sociale klasse leven? Of voor mensen die echt niet aantrekkelijk zijn? Voor mensen waar je je misschien wel voor schaamt om samen mee gezien te worden? Ben jij bereid om achter Zijn lammetjes aan te gaan?

Nu komt het bijzondere: Je zult nooit uit jezelf een echte vriend kunnen zijn. Kijk maar hoe het met Petrus liep. Hij had expliciet gezegd: ‘al zouden allen u in de steek laten, ik zeker niet.’ Toen Petrus dat destijds zei, werd duidelijk dat hij het evangelie nog niet begrepen had. Hij gebruikte Jezus op een manier zoals fans proberen dichtbij hun idool te zijn. Of vergelijk het met de manier waarop mensen proberen vlak bij een belangrijke persoon (bijv. de baas) te zijn. Als ze in de buurt van de baas zijn blinken ze uit in goed gedrag, maar zodra ze ergens anders zijn is hun houding ‘spot niet met mij, want ik ken de baas!’ Petrus voelde zich trots en beter dan anderen. Dat kwam doordat er nog een leegte in zijn hart en ziel was. Hij gebruikte Jezus meer dan dat hij Hem diende. Hij redde meer zichzelf dan dat hij zich liet redden. Petrus kon geen echte vriend zijn zonder wat nu volgt.

3. ‘Volg mij’ en ‘Strek je handen uit’. Jezus vertelt hoe we in Hem dit toch zullen kunnen.


Jezus zegt tegen Petrus dat als hij oud zal zijn geworden, hij zijn handen zal uitstrekken en dat anderen hem zullen brengen op een plaats waar hij niet wil zijn. Daarna zegt Jezus: ‘Volg Mij!’ Johannes legt uit dat Jezus dit vertelt om aan te geven dat Petrus vervolgd zou worden (wat ook gebeurd is, hij is gekruisigd). In plaats van het te zoeken in eigen eer (die moeilijk te beschermen is) roept Jezus Petrus in zijn spoor: “Volg MIJ!.” Als je zo gevuld wordt door een vriendschap met iemand (Jezus) die je werkelijk alles kan geven wat je maar nodig hebt en die dat ook bewezen heeft door zelfs voor je te willen sterven, dan hoef je niet meer zelf lammetjes om je heen te verzamelen (waarmee je eigenlijk jezelf voedt), maar ga je zijn lammeren voeden.

Hoe weet je nu dat Hij echt zoveel van je houdt? Jezus zegt eigenlijk: ‘Kijk naar mij. Ik ben de enige vriend die je altijd binnen laat. Zelfs aan het kruis hang ik met open armen. Open genageld voor jou…’ Dat is zo kwetsbaar als je maar kunt zijn. En Jezus is de vriend die alles voor je over heeft. Hij kreeg de keus: ‘Of jij gaat naar de hel of zij allen zullen verloren zijn.’ En Jezus koos: ‘Ik ga naar de hel.’ Zo werd Hij de vriend die altijd voor ons klaar staat en alles voor ons over heeft. Jij kunt pas de echte vriend van iemand worden als jij bent bevrijd van de zelfbevrijding en de echte vriendschap van Jezus hebt ontdekt; pas als jij hebt ingezien hoe jij van jezelf bezig was het gat in je ziel op te vullen.

Als iedereen hier in de zaal ongeveer tien echte vrienden zou hebben buiten onze gemeente en daarnaast vriendelijk zou zijn tegen iedereen die hij tegenkwam, dan werd de samenleving van onze Koning gevormd. Hoe doen we dat? Vier punten:

1.       Vier met ze mee (zoals Jezus ze nodigt met Hem te eten). Toon daarin echte gastvrijheid.

2.       Laat zien dat jij zelf feilbaar bent en bij Hem hoort, juist doordat dát zichtbaar mag zijn. Jezus laat Petrus ten overstaan van de anderen tot drie keer merken hoe de openlijke erkenning van zijn falen niet tot verwijdering leidt, maar juist tot verbondenheid met Hem.

3.       Volg Jezus. Petrus vraagt, nadat hij gehoord heeft hoe het met hem zal aflopen, hoe het met Johannes zal gaan. Jezus zegt dan dat Hij alleen Petrus’ eigen verhaal aan hem openbaart. Dit is trouwens hetzelfde als wat  Aslan zegt aan het eind van het Narnia verhaal. Wat betekent dit voor onze vriendschappen? Jij weet niet hoe het verhaal van de ander zal zijn. Jij kent alleen je eigen positie. Wees dus voorzichtig in de gesprekken met anderen. Oordeel niet, want jij weet toch niet wat Gods plan met de ander is.

4.       Vlucht naar Jezus. In Lucas 5 staat het verhaal van de eerdere wonderlijke visvangst. Petrus reageert daar echter heel anders. Toen hij in die situatie het wonder besefte zei hij: “Ga weg van mij, Heer, want ik ben een zondig mens.” Dat Hij een zondig mens is, was hem toen al goed duidelijk. Deze tweede keer (beschreven in onze tekst) vlucht hij echter niet bij Jezus vandaan, maar gaat hij onmiddellijk naar Hem toe. Hij weet dat hij een berisping zou kunnen krijgen. Hij wordt inderdaad ook herinnerd aan zijn zwakheden, maar Jezus doet dat om hem vervolgens ondanks (of dankzij…) zijn zwakheid groot te maken in Hem. Jezus verwijdert Petrus niet van zich vanwege zijn zonden, maar is juist de ultieme vriend voor hem en geeft hem ook de missie dat te zijn voor anderen.

Gebed


Vader, dank u! Wat een panorama geeft u ons. We vragen om vergeving dat we zo weinig laten zien hoe de kerk zou moeten zijn en danken u dat we in Christus mogen zien hoe u dat bedoelt. Wilt u ons helpen de samenleving van de Koning te zijn. Niet door hoogverhevenheid, maar door echte vrienden te zijn, oprecht en toegewijd. Help ons niet selectief te zijn in met wie we wel en niet om willen gaan. Dank u dat Jezus onze ultieme vriend is. Dank u Jezus, dat u voor ons klaar staat en ons nooit in de steek laat. En dat we dat mogen zien in hoe u zich liet kruisigen voor ons. Wilt u ons helpen daardoor geraakt te zijn zodat we uw echte kerk zullen zijn. Dat we kunnen belijden ‘ik geloof in de heilige katholieke Kerk’.     Amen.

 

maandag 15 april 2013

Thomas ontmoet Jezus

Thomas ontmoet Jezus
Thomas meets Jezus
Tim Keller
Gehouden op 4 mei 1997
Tekst: Johannes 20: 24-31
In het Engels te beluisteren op: http://sermons2.redeemer.com/sermons/thomas-meets-jesus

Samenvatting
Het evangelie van Johannes bereikt zijn hoogtepunt in de ontmoeting van Thomas met de verrezen Christus. De wonden in de handen en de zij van de opgestane Jezus roepen bij Thomas de hoogste aanbidding en expressie van het geloof op: "Mijn Heer en mijn God!"
Thomas is niet de twijfelaar, zoals hij vaak wordt genoemd. Hij heeft het als apóstel nodig om de opgestane Heer te zien. Want zij zijn ooggetuigen van zijn opstanding. Dat Jezus echt is opgestaan is de kern van het evangelie en daarvan moesten de apostelen getuigen zijn. Zonder de opstanding verandert het christendom in een religie die alleen Jezus’ onderwijs probeert na te volgen. De opstanding verandert je verleden, je heden en je toekomst.

Johannes 20: 24-31
24 Een van de twaalf, Tomas (dat betekent ‘tweeling’), was er niet bij toen Jezus kwam. 25 Toen de andere leerlingen hem vertelden: ‘Wij hebben de Heer gezien!’ zei hij: ‘Alleen als ik de wonden van de spijkers in zijn handen zie en met mijn vingers kan voelen, en als ik mijn hand in zijn zij kan leggen, zal ik het geloven.’ 26 Een week later waren de leerlingen weer bij elkaar en Tomas was er nu ook bij. Terwijl de deuren gesloten waren, kwam Jezus in hun midden staan. ‘Ik wens jullie vrede!’ zei hij, 27 en daarna richtte hij zich tot Tomas: ‘Leg je vingers hier en kijk naar mijn handen, en leg je hand in mijn zij. Wees niet langer ongelovig, maar geloof.’ 28 Tomas antwoordde: ‘Mijn Heer, mijn God!’ 29 Jezus zei tegen hem: ‘Omdat je me gezien hebt, geloof je. Gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven.’
30 Jezus heeft nog veel meer wondertekenen voor zijn leerlingen gedaan, die niet in dit boek staan, 31 maar deze zijn opgeschreven opdat u gelooft dat Jezus de messias is, de Zoon van God, en opdat u door te geloven leeft door zijn naam.

Extra bijbel verwijzingen in deze preek:
Handelingen 1: 21-22; 1 Korintiërs 15:8, Efeziërs 2:20; 1 Johannes 1:1-2; Johannes 8:19, 45-46, 58; Johannes 12:44 -45, Exodus 3:14, Johannes 6:5.

Preek
Dit tekstgedeelte is heel bekend. Wat mij heeft geholpen deze tekst beter te begrijpen dan ik ooit had gedaan, waren twee interpretatie vragen die ik aan de tekst stelde toen ik die aan het bestuderen was.

De eerste vraag ging hier over: Johannes is ongelooflijk selectief in wat hij ons heeft doorgegeven over het leven van Jezus. In het laatste vers dat wij lazen schrijft hij:

Jezus heeft nog veel meer wondertekenen voor zijn leerlingen gedaan, die niet in dit boek staan…

Studies over het boek van Johannes laten zien dat hij maar over 21 dagen uit het leven van Jezus heeft geschreven. Daaraan kun je zien hoe selectief hij is geweest. Misschien waren het 22 dagen, want niet elke tekst maakt duidelijk op welke dag wat speelde. Maar dat is dan alles! Dit is dus geen biografie over Jezus. Daar is het veel te selectief voor.

Nog naast het feit dat Johannes ervoor kiest slechts een klein deel van de ontmoetingen gebeurtenissen en voorvallen die hij met ons deelt, te beschrijven, is dit tekstgedeelte het hoogtepunt van zijn hele boek! Johannes 21, het hoofdstuk dat hierop volgt, het verhaal over Petrus en Johannes en de andere discipelen die Jezus ontmoeten, is een soort afsluiting van het hele boek. Net als aan het eind van een boek of van een film is er nog een mooie afsluiting, een afronding van het verhaal. Jezus en Petrus praten dingen uit. Maar over onze tekst zeggen vrijwel alle commentatoren dat het de climax is van het hele boek.

Wat dat betekent, is dat Johannes, de apostel, neerzit en nadenkt over alles wat Jezus heeft gezegd. Dat hij nadenkt over elke ontmoeting die Jezus heeft gehad met allerlei mensen, nadenkt over alle gebeurtenissen uit het leven van Jezus waar hij weet van heeft. En dat hij dan dus deze geschiedenis kiest als de climax van zijn hele evangelie.

Waarom doet hij dat? Zodra ik mezelf die vraag stelde, realiseerde ik me dat dat een heel interessante vraag was! Waarom werd Thomas uitgekozen om de climax van het evangelie te zijn?

De tweede vraag die ik nog nooit gesteld had is deze. Waarom stelt Jezus een ‘double bind’ , een ‘dubbele binding’- vraag aan Thomas? [Lees hier meer over op: http://nl.wikipedia.org/wiki/Dubbele_binding_(communicatie)]. Weet je wat een ‘dubbele binding’ is? Als je boeken over communicatie leest, weet je wat hier mee wordt bedoeld. Een ‘dubbele binding’ is, als je het iets zegt, maar met je gedrag iets anders communiceert. En dat moet je nooit doen!

In je huwelijk zou het zo kunnen gaan, een voorbeeld. Je zegt: ‘Ik heb zin om uit te gaan vanavond. Vind je het goed dat ik uit ga en jou thuis laat. Is dat oké? Of heb je liever dat ik thuis blijf?’ En als je echtgenoot zegt: ‘Nee, nee, dat is goed, ga maar, alles is goed, als je wilt gaan, doe maar, ik zal je niet vragen thuis te blijven.’ [gelach in de zaal vanwege de intonatie] Dit is een dubbele binding, want je kunt nu niet meer gaan en niet meer thuis blijven. Want als je thuis blijft, zal je echtgenoot zeggen dat zij niet heeft gezegd dat je thuis moet blijven. Als je je er vervelend over voelt, is dat jouw probleem. Maar als je wel weggaat, kan je echtgenote zeggen dat je toch kon zien hoe erg ze van streek was toen je het vroeg. Dit is dus slechte communicatie, het is niet fair, niet goed.

Jezus echter legt een ‘dubbele binding’ op Thomas. En dat is iets wat ik nog niet eerder had gezien. Want hij zegt iets anders dan zijn gedrag laat zien. Wat hij zegt en hoe hij zich gedraagt is tegenovergesteld aan elkaar. Wat hij in de eerste plaats zegt, en hij zegt het een paar keer op een heel duidelijke manier hier, is dat het niet nodig is om hem lichamelijk te zien om in hem te kunnen geloven. Jezus zegt:

‘Omdat je me gezien hebt, geloof je. Gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven.’

Wat hij zegt is dat het niet speciaal nodig is om hem te zien om in hem te kunnen geloven. Je hebt het niet nodig de lichamelijk opgestane Christus te zien om te geloven. De eerste keer dat hij verschijnt zegt hij tegen de discipelen dat ze moeten stoppen met twijfelen. Ook nu zegt hij niet dat de voorwaarde die Thomas stelde wel goed was. Hij zegt niet: ‘Thomas, ik snap wel dat je twijfelt omdat je Mij nog niet hebt gezien, maar nu ben ik er!’ Hij zegt: ‘Stop met twijfelen.’

Dat betekent dat de conditie waarin Thomas verkeerde niet goed was. In die conditie luisterde hij niet naar de andere discipelen die hem vertelden dat Jezus aan hen was verschenen. Thomas wilde het niet geloven, tot hij Jezus zelf had gezien. En Jezus berispt Thomas hier om. Hij zou niet in die toestand moeten zijn. Het was niet goed. ‘Je zou niet in deze toestand moeten verkeren. Je zou hier niet om moeten vragen. Mensen hebben dit niet nodig.’ En dan toch geeft Jezus waar Thomas om vraagt!

Aan de ene kant zien we hier Jezus die Thomas berispt omdat hij vraagt om een soort van bewijs. En aan de andere kant geeft hij Thomas alles waarvan hij zegt dat hij er niet om had mogen vragen. Dat is een ‘dubbele binding’. Of speelt er iets anders? Deze vraag kwam in mij op: ‘Hoe kan dit als Jezus perfect is en hij dus niet communiceert met ‘dubbele bindingen’?’ Of: ‘Hoe kan het dat Johannes hier de suggestie werkt dat Jezus op een dergelijk manier spreekt, maar op een andere manier handelt? ‘ Dat brengt je dan weer op een paar heel interessante ideeën.

Thomas is gekozen als climax van het evangelie. Niet omdat hij een grote twijfelaar is, maar omdat hij een groot apostel en een groot gelovige is! Dus niet omdat hij een grote twijfelaar was. Als je over Thomas leest staat er vaak boven het stuk: ‘Thomas de twijfelaar’ of ‘De ongelovige Thomas’. Maar dat is niet de reden dat hij hier in dit verhaal de climax is. De reden is dat hij een groot apostel en gelovige is. Laat me je uitleggen hoe dat zit.

In de eerste plaats is de reden dat Thomas het nodig heeft om de verrezen Christus ook echt lichamelijk te ontmoeten niet dat hij dat nodig heeft om een gelovige te zijn. Als gelovige heeft Thomas het niet nodig om de opgestane Christus met zijn ogen lichamelijk te zien. Maar als apostel heeft hij dat wél nodig. Hij kan gelovig zijn zonder Jezus lichamelijk te hebben gezien, maar hij kan dan geen apostel zijn. Dat in de eerste plaats.

De eerste ontmoeting die Thomas heeft gemist vond een week daarvoor plaats. En dat was de ontmoeting waarna de discipelen zeiden: ‘Wij hebben de Heer gezien’. Er staat bij dat Thomas niet bij de discipelen was toen Jezus bij hen kwam. Maar als je die gebeurtenis leest, zie je wat er zo belangrijk aan was. Wat gebeurde daar?

De discipelen kregen toen de opdracht apostel te zijn! Dit was geen verschijning na de opstanding zoals de andere verschijningen. Wat er gebeurde was dat de groep discipelen officieel gemachtigd werd om apostel te worden. Jezus gaf hen de Heilige Geest en gaf hen ook de autoriteit om mensen de boodschap te vertellen hoe hun zonden konden worden vergeven. Het was dus de instelling van de apostelen. En Thomas had dat gemist. De reden dat Jezus verscheen en dit tegen Thomas zei, was dus omdat hij apostel mocht worden. Want om gelovig te worden had hij dit niet nodig. Als apostel wel. Waarom?

Omdat apostelen ooggetuigen zijn van de opstanding. Als je in het boek Handelingen leest, in vers 21-22, staat daar:

‘…Daarom moet een van de mannen die steeds bij ons waren toen de Heer Jezus onder ons verkeerde, vanaf de doop door Johannes tot de dag waarop hij in de hemel werd opgenomen, samen met ons getuigen van zijn opstanding.’

Dit werd gezegd op het moment dat er in de plaats van Judas een nieuwe apostel moest worden aangewezen. De nieuwe apostel die gekozen moest worden moest een getuige zijn van de opstanding. Paulus, die een apostel was, moest in 1 Kor. 15:5-8, om mensen te laten begrijpen dat hij echt een apostel was, vertellen hoe dat bij hem ging:

...en dat hij is verschenen aan Kefas en vervolgens aan de twaalf leerlingen. Daarna is hij verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders en zusters tegelijk, van wie er enkelen gestorven zijn, maar de meesten nu nog leven. Vervolgens is hij aan Jakobus verschenen en daarna aan alle apostelen. Pas op het laatst is hij ook aan mij verschenen, aan het misbaksel dat ik was.

Paulus wijst er hier op dat hij geen apostel zou zijn, tenzij hij de opgestane Heer lichamelijk heeft ontmoet. Wat is daar zo belangrijk aan? Waarom zou dit de climax zijn? Waarom heeft Johannes hier de nadruk opgelegd voor ons? Waarom laat hij ons deze geschiedenis zien?
De reden daarvoor is dat Johannes Thomas niet beschrijft als gewoon Thomas, maar als ‘één van de twaalf’. Dat is voor de hand liggend, tenzij hij er een speciaal doel mee heeft.

En het eerste doel is dat hij ons wil laten zien dat de apostelen een koninklijke behandeling krijgen. Veertig dagen lang hebben de apostelen Jezus mogen ontmoeten, en dat gebeurde verder bij niemand. Voortdurend ontmoette Hij hen na zijn opstanding. Ze kregen elk mogelijke bewijs voor zijn opstanding: alle rationele bewijzen, alle empirische bewijzen, alle existentiële bewijzen, het maakt niet uit hoe je het bewezen wilde zien, ze werden er door overweldigd! En waarom dan?
Omdat Thomas zich één week lang verhield tot de andere apostelen zoals wij ons tot hen verhouden. Weet je, in Efeze 2:20 wordt verteld dat de apostelen het fundament zijn van de kerk:

Zo bent u dus geen vreemdelingen of gasten meer, maar burgers, net als de heiligen, en huisgenoten van God, gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, met Christus Jezus zelf als de hoeksteen.

Zij zijn het fundament van ons geloof. Het zijn de apostelen die hem hebben gezien. Het zijn de apostelen die onderwijs kregen van hem, die hem van dichtbij mee hebben gemaakt. Zij kregen deze opleiding en daarna trokken ze erop uit en predikten het evangelie. Ze predikten het evangelie, en toen zij stierven werd het onderwijs van de apostelen en hun medewerkers opgeschreven in dit boek.

Wat probeert Johannes over te brengen? Er is nog een andere plaats waar Johannes hetzelfde duidelijk maakt, namelijk aan het begin van zijn eerste brief. Hij schrijft in 1 Johannes 1: 1- 3 over zichzelf als apostel:

Wat er was vanaf het begin, wat wij gehoord hebben, wat wij met eigen ogen gezien en aanschouwd hebben, wat onze handen hebben aangeraakt, dat verkondigen wij: het Woord dat leven is. Het leven is verschenen, wij hebben het gezien en getuigen ervan, we verkondigen u het eeuwige leven dat bij de Vader was en aan ons verschenen is. Wat wij gezien en gehoord hebben, verkondigen we ook aan u, opdat ook u met ons verbonden bent.

Wat Johannes wil zeggen is dat wij goed moeten kijken naar deze gebeurtenissen. ‘Kijk naar de behandeling, ´de opleiding’ die wij apostelen kregen. Hoe kun jij 100 jaar later, 500 jaar later, 2000 jaar later, 3000 jaar later (ik hoop het niet), hoe kun jij er zeker van zijn dat wat jij hier leest, niet vervalst is? Hoe kun je er zeker van zijn dat het waar is? Kijk naar de behandeling, de opleiding die wij kregen!’ Dat is wat Johannes duidelijk wil maken.
Thomas wordt berispt omdat hij niet gelooft waar de apostelen van getuigen. Hoe zit dat met ons? Met jou? En mij? Geloven wij het? Denk daar eens over na.

Jezus verschijnt en berispt Thomas. Waarvoor? Stop met twijfelen. Twijfelen waarover? Stop met twijfelen over wat de apostelen je hebben verteld. Wat Johannes hier probeert over te brengen, door te stellen dat Thomas een apostel is en te benadrukken dat je naar de behandeling moet kijken die ze hebben gekregen van Jezus, is: ‘Vertrouw ons, geloof ons, wees niet bang. Wij zijn het fundament!’

Maar er is meer dan dat. Waarom ben je geen apostel tenzij je ooggetuige bent van de opstanding? Dit is één van de manieren waarop de bijbel, waarop Johannes, ons wil laten zien wat de aard, het karakter van het evangelie is. Thomas wist inmiddels al veel over het onderwijs van Jezus. Hij had dit gesprek met Jezus niet nodig als het zijn taak zou worden om er op uit te gaan en mensen te vertellen wat Jezus heeft geleerd. Jezus heeft de Bergrede gehouden. Hij sprak over het toekeren van je andere wang, over een leven van liefde, vrede en rechtvaardigheid in de wereld. Dat was voldoende, áls de belangrijkste boodschap van de apostelen was om het onderwijs van Jezus door te vertellen. Dan had Thomas dit gesprek met Jezus helemaal niet nodig. En de apostelen zouden het ook niet nodig hebben. Maar het punt is dat de apostelen getuigen moesten zijn van de opstanding. Dit probeert Johannes over te brengen, en het lijkt of hij al inspeelt op de moderne manier van denken. Hij zegt: ‘Wat echt belangrijk is, is niet wat Jezus zei, maar wat hij heeft gedaan. Niet zijn onderwijs en zijn filosofie, maar wat er echt gebeurde in de geschiedenis.’

De reden waarom ik dit naar voren breng en waarom ik zeg dat Johannes wellicht al anticipeert op de moderne manier van denken (ik denk niet dat hij dat echt deed, maar met hulp van God dit heeft geschreven), is dat de moderne mens wanhopig precies het omgekeerde doet. Wanhopig zeggen ze dit: ‘Weet je, levend worden als je dood bent, wonderen, het idee van het bloed van Christus, het idee dat we Christus moeten aanbidden, daar voel ik me allemaal maar ongemakkelijk bij. Ik denk dat dat mensen afschrikt. Mensen kunnen zulke dingen niet geloven. Ik denk dat er elementen van legendes in de bijbel zitten. Maar het belangrijkste is het onderwijs van Jezus. Zijn onderwijs over vrede en gerechtigheid en hoe we met elkaar om moeten gaan. Dat is het belangrijkste! Dat is het hart van alles!’

Maar het antwoord van Johannes hierop is: ‘Dat is absoluut niet waar!’ Er is een verschil tussen het onderwijs en het evangelie. Het onderwijs van Jezus gaat over hoe jij zou moeten leven. Maar het evangelie gaat over wat hij heeft gedaan. Zijn onderwijs gaat over jou, maar het evangelie gaat over hem. Het onderwijs zegt: ‘Als je elkaar lief hebt en als we God gehoorzamen en dienen, als we leven als Jezus, dan zullen we God kennen’. Maar het evangelie zegt: ‘Het graf ging open en God kwam onze wereld binnen en dat veranderde alles.’

Dit zijn twee zo verschillende dingen dat ik het je bijna kan bewijzen. Johannes probeert aan moderne mensen uit te leggen: ‘Als je je ontdoet van dingen als de opstanding, dan moderniseer je het christendom niet. Nee, je rijt het christendom juist open.’ Ik heb nagedacht over het gebruik van dat woord ‘openrijten’. Ik weet dat het een hard woord is. Maar denk er over na! Want het hart van het christendom wordt eruit gehaald als je niet gelooft dat Jezus stierf en opstond en je alleen nog luistert naar het onderwijs van Jezus. Want dat onderwijs gaat over jou. Dat verandert het christendom volkomen. Het christendom zegt dan: ‘Dit is ons nieuws: doe je best om op Jezus te lijken.’ Het evangelie echter zegt: ‘Hij stierf en stond weer op, in jouw plaats! Probeer niet je best te doen, dat kun je niet eens. Vertrouw op hem!’ Dat zijn twee volkomen verschillende religies!

Een paar regels terug zei ik dat ik dit bijna kan bewijzen. Als jij naar je boekhandel gaat, kun je daar veel boeken vinden over Jezus. En wat al die boeken wanhopig proberen te vermijden, is te vertellen wat Johannes ons hier wel vertelt. De mens van vandaag, vooral de meer opgeleide mens, wil heel graag geloven dat Jezus vanaf het begin een inspirerende leraar was. Pas later kwamen er legendes binnen en veranderde de kerk Jezus in een soort van verrezen God. In het begin was alles waar hij over vertelde gericht op het liefdevol en rechtvaardig omgaan met mensen. Vrijwel alle boeken zeggen dit. Dikke boeken, dunne boeken, vol met voetnoten, ongelooflijk wetenschappelijk. En iedereen bekritiseert daarin de legendes. Ze zijn het er allemaal over eens dat Jezus een revolutionair mens was, maar wat ze onderhuids allemaal zeggen is dat zijn onderwijs de essentie is. Het gaat om zijn morele benadering. De manier van leven die hij onderwees. Geen opstanding, geen wonderen, geen maagdelijke geboorte, dat werd later pas toegevoegd.

Maar Johannes zegt: ‘Nee. De taak van de apostelen was getuige te zijn van al die dingen.’ En weet je hoe ik dat kan bewijzen? Op deze manier: als de gewone mens een preek hoort, concludeert hij dat het goed is om elkaar lief te hebben. Als je je hand maar reikt naar een ander mens, dan zal de wereld een betere plek worden. De gewone mens zal naar buiten wandelen en zeggen: ‘Goeie preek gehoord’. Maar kun je je voorstellen wat de apostelen deden? We weten dat het evangelie in het begin verspreid werd onder gebroken mensen,  onderdrukte mensen, onder de armen, de slaven. Kun jij je voorstellen dat de apostelen tussen hen in gingen zitten en zeiden: ‘Ik heb goed nieuws voor jou. Houd van elkaar. Keer je andere wang toe aan wie jou slaat. Als jij je maar richt op andere mensen en hen de hand reikt en als je je ontdoet van je trots, dan kunnen we van de wereld een betere plek maken.’ Kun jij je voorstellen dat gebroken, onderdrukte mensen dit nieuws aannemen?
 
Oké, mensen zoals je ze hier in Manhattan tegen komt, mensen die lekker willen eten, die naar een museum willen, mensen die naar de kerk gaan, die vinden allemaal dat dit verschil maakt, dat is waar. Maar dat zijn niet de mensen die als eerste het evangelie hoorden en het omarmden. Als die mensen een dergelijk praatje hadden gehoord, als zij gehoord hadden wat in al die boeken staat wat de originele boodschap was van het christendom, weet je wat zij dan hadden gedaan? Ik kan je wel vertellen wat ze niet gedaan hadden. Ze zouden niet hebben gezegd: ‘Elkaar liefhebben, de andere wang toe keren, yes! Dat gaat mijn leven veranderen! Eindelijk heb ik hoop voor de toekomst. Eindelijk heb ik een nieuwe identiteit! Eindelijk ben ik bevrijd!’ Nee, dat zouden ze niet zeggen. Maar als er iemand vertelt dat Jezus is opgestaan, als de opstanding wordt verkondigd, direct aan het begin, dan verandert alles.

Filosofie verandert niets. Maar de opstanding betekent dat je verleden is veranderd. Het betekent dat als hij is opgestaan, dat dan het offer is geaccepteerd dat Jezus heeft gebracht aan het kruis. En als hij is opgestaan, is niet alleen je verleden veranderd, maar is ook het heden veranderd. Je hebt dan niet alleen maar een goed voorbeeld, een leraar die je zo veel mogelijk probeert na te volgen, maar je weet dat hij nu aanwezig is als de verrezen Heer! Dan is er iemand tegen wie je kunt praten, met wie je kunt omgaan, die in je leven komt om je te veranderen.

En dat is nog niet alles. Niet alleen je verleden en je heden worden anders. Ook je toekomst verandert! Want dit wordt ook jouw toekomst! Je zult voor eeuwig verder leven in een herschapen lichaam op een herschapen aarde. Op een nieuwe hemel en een nieuwe aarde. Dat is de reden waarom de armen, de gebrokenen zeiden: ‘Als dat waar is, heb ik een nieuwe identiteit, een nieuwe waardigheid, een nieuwe hoop, een nieuwe toekomst. Ik ben bevrijd! Ik ben een ander persoon!’

Zie je, ik kan bijna bewijzen dat mensen die die boeken schrijven, geen gelijk hebben. Hun boodschap zou helemaal geen verandering hebben gebracht bij de eerste mensen die die boodschap zouden horen. Die zouden niet in beweging zijn gekomen.

De grote, grote ironie van de moderne tijd is, dat de mensen die het meest geven om de armen, heel vaak zeggen dat het soort religie dat wij als mensen echt nodig hebben, religie is, die ontdaan is van alle doctrines, van wonderen. Een religie die slechts spreekt over liefde en vrede voor iedereen. Weet je wat zo interessant is? Armen zelf hebben altijd dat soort religie verworpen. Die religie maakte voor hen geen verschil, ze hadden er helemaal niets aan. Kijk maar eens wat arme mensen geloven. Ze zeggen niet: ‘Als we maar lief zijn voor elkaar, dan wordt de wereld wel een betere plek om te wonen.’ Dat zeggen ze niet! Zij zeggen: ‘Hij is opgestaan! En dat betekent dat je verleden, je heden en je toekomst allemaal zijn veranderd.’ Het is een dappere, vrijmoedige, bovennatuurlijke religie.

En jammer genoeg zeggen veel van onze geleerde vrienden: ‘Ja, ik weet dat zij deze ouderwetse, bovennatuurlijke religie aanhangen, waarin ze geloven dat Jezus stierf en weer opstond en weer terug zal komen. De arme mensen, je kunt wel zien dat ze geen onderwijs hebben gevolgd, ze weten niet beter.’ Ja, ze weten het wel beter! Nou en of!

De apostelen waren getuigen van de opstanding. Ze waren geen doorgevers van Jezus onderwijs. Ze gaven niet door wat hij leerde en zei, maar wat hij deed! Onderwijs gaat over jou. Wat hij deed, gaat over hem! En dat is de reden waarom dat de wereld verandert. Thomas had geen gesprek met Jezus nodig, tenzij hij een getuige moest worden van de daden van Jezus.

Nu het tweede punt, dat we uit deze tekst leren. Thomas was niet alleen uitgekozen om apostel te zijn. Want, zeiden we, één van de redenen dat Johannes deze gebeurtenis als climax van zijn evangelie neerzet, is om je te laten zien dat je de getuigen van dit boek kunt vertrouwen én om je te laten zien wat aard van het evangelie is. Dat het een transformerende kracht is. Dat het een boodschap is van iets dat in de geschiedenis echt is gebeurd. En je bent geen christen totdat je dat gelooft. Je bent geen christen als je slechts het morele voorbeeld dat Jezus gaf probeert na te streven. Want dat is niet wat de apostelen door wilden geven. Dus de identiteit van het evangelie is ons tweede punt.

Thomas was een ongelooflijke gelovige. Aan de ene kant kwam Jezus naar hem toe en gaf hem  precies wat hij wilde zien. Hij liet hem zijn handen en zij zien om hem ook tot een apostel te maken. Maar aan de andere kant kreeg Thomas een berisping en hij beantwoordde die berisping met de grootste belijdenis van het geloof die je maar in de bijbel kunt vinden. Het is niet eerlijk, dat wanneer jij aan Thomas denkt, je dan aan de twijfelende Thomas denkt. Dat is niet eerlijk. Want er is nergens een plek in de bijbel waar een mens een grotere identificatie, een hogere beschrijving geeft van wie Jezus Christus is. In feite is het zo dat als je het hele evangelie van Johannes leest, je zult zien dat Johannes probeert over te brengen dat Jezus doorlopend probeert de mensen duidelijk te maken wie hij is, zodat ze tot een dergelijke belijdenis kunnen komen. Een paar voorbeelden:

In Johannes 8: 45, 46 zegt Jezus dat hij zonder zonde is:

Maar mij gelooft u niet, want ik spreek de waarheid. Kan een van u mij van zonde beschuldigen? Als ik de waarheid spreek, waarom gelooft u me dan niet?

En in vers 19 van dat hoofdstuk zegt hij:

‘Als u mij zou kennen zou u mijn Vader ook kennen.’

En in Johannes 12:45

‘Wie in mij gelooft, gelooft niet in mij, maar in hem die mij gezonden heeft, en wie mij ziet, ziet hem die mij gezonden heeft.

En in Johannes 8:58

‘Waarachtig, ik verzeker u,’ antwoordde Jezus, ‘van voordat Abraham er was, ben ik er.’

Hij zegt niet: ‘voor Abraham er was, was ik er’, maar ‘Ben ik’. Dat is de goddelijke naam. Die geeft hij aan zichzelf. Je weet dat toen God tegen Mozes sprak in de brandende braamstruik, hij verklaarde dat zijn naam ‘Jahwe’ was, wat betekent: ‘Ik ben die Ik ben.’ Dat betekent: niet geschapen, zonder begin, een zichzelf in stand houdend wezen, de bron van alles wat leeft. En Jezus neemt die goddelijke naam op zich. Hij ergert mensen daarmee. Ze willen hem stenigen. Ze willen hem weg hebben.

In Johannes 6: 53 zegt hij:

‘Waarachtig, ik verzeker u: als u het lichaam van de Mensenzoon niet eet en zijn bloed niet drinkt, hebt u geen leven in u. Wie mijn lichaam eet en mijn bloed drinkt, heeft eeuwig leven en hem zal ik op de laatste dag uit de dood opwekken. Mijn lichaam is het ware voedsel en mijn bloed is de ware drank. Wie mijn lichaam eet en mijn bloed drinkt, blijft in mij en ik blijf in hem. De levende Vader heeft mij gezonden, en ik leef door de Vader; zo zal wie mij eet, leven door mij.

Maar de meeste volgelingen konden dat niet aan en liepen bij hem weg. En de discipelen worstelen met wat hij zegt en vragen zich af wat er aan de hand is. Dit is een thema dat in het evangelie steeds weer voorkomt.

Ook op Palmzondag was dat te zien. Jezus reed Jeruzalem binnen. Hij was tot koning verklaard. Maar hij regisseerde wat er toen gebeurde. Hij baande zich een weg tussen de handen van zijn vijanden door. Die hadden de keuze uit óf hem te doden, óf hem te aanvaarden als de Messias. Dat is het thema van de evangeliën en dat is wat hij steeds probeert te doen in de evangeliën. Hij zegt: ‘Kroon me of dood me.’ Niets daar tussenin. ‘Zie mij als de krachtige, schepper God en zo niet, werp mij dan weg als iemand bij wie Hitler nog heilig en bescheiden lijkt. Maar ik ben niet iemand die er een beetje tussenin hangt. Kijk naar de claims die ik heb neergelegd. Die betekenen dat ik niet maar een leuke jongen ben. Ik kan niet slechts een wonderbaarlijke leraar zijn of een goed voorbeeld. Ik zeg dat ik God ben! Dus je kunt mij ontvangen als de ultieme kracht in je leven of gooi me helemaal uit je leven weg.’

En eindelijk, helemaal aan het eind van het evangelie, geeft Thomas een verklaring. Wat zegt hij? ‘Mijn Heer, mijn God!’ En dat laat zien wat het betekent om een christen te zijn. En je bent geen christen tot je dat hebt gezegd.

Aan de ene kant is het een heel algemene verklaring: Jezus is Heer van het heelal en hij is God zelf. Het zegt iets over de inhoud van het geloof. Thomas doorziet de doctrine en gelooft erin. Het is niet vaag, het is niet alleen maar een gevoel, hij gelooft het.

Aan de andere kant is het wel een persoonlijke verklaring. Hij zegt niet: ‘Heer en God.’ Hij zegt: ‘Míjn Heer en míjn God.’ Hij baseert zijn leven hierop. Dus hier heb je een perfect voorbeeld.

Er is geen diepere geloofsbelijdenis, geen grotere uitdrukking van geloof mogelijk. In feite is dit de climax van alle vier de evangeliën. Je moet Jezus zien zoals Thomas hem zag. Je moet hem niet zien als boeiend mens, zelfs niet als een Redder die je over de moeilijke tijden in je leven heen helpt. En niet als iemand voor wie je naar de kerk gaat en tegen wie je bidt als je problemen hebt, maar als de enige God die het centrum is van je leven. Degene voor wie je moet buigen. En Thomas spreek voor ons allemaal.

Dan blijft deze vraag over: hoe kom jij zover? Als je zorgvuldig leest, zie je dat deze gebeurtenis met Thomas ons een paar bijzonder praktische handvatten geeft om net zo’n groot gelovige te worden als Thomas was. Sommige mensen zijn er al zeker van dat ze christen zijn, anderen weten zeker dat ze het niet zijn, en weer anderen twijfelen. Misschien ben je er niet zeker van of je ooit tot geloof komt. In deze tekst zitten veel aanwijzingen daarvoor.

En voor de rest van ons: weet je waarom jij je zoveel zorgen maakt over geld? Nu op dit moment? Je bent christen maar je maakt je daar zorgen over. Anderen zijn heel erg verbitterd om wat iemand hen aangedaan heeft. Je bent echt boos. Of je wordt de hele week al heen en weer geslingerd in je gevoelens doordat je in de steek gelaten bent of afgewezen, genegeerd door iemand. Je weet wel wat het antwoord is.

De reden waarom jij je zorgen maakt, de reden waarom jij je zo ontmoedigd of boos voelt, is omdat je niet echt gelooft dat Jezus is wie hij zegt dat hij is.

Hoe krijgen we dan dat geloof in Christus of hoe kunnen we ons geloof in Christus sterker laten worden op dezelfde manier als Thomas dat ontdekte?

Kijk naar een paar kleine elementen in de tekst. Ik geef je er vier. Vier factoren die je helpen je geloof te ontdekken of die je aanmoedigen in je geloof.

  1. Luister naar de apostelen.
In vers 25 staat de apostelen aan Thomas vertelden dat ze Jezus hadden gezien. De werkwoordsvorm die daar gebruikt wordt duidt aan dat ze het hem steeds bleven vertellen. En als Jezus verschijnt berispt hij Thomas dat hij niet naar hen heeft geluisterd. Als je Jezus wilt vinden, als je wilt dat hij echt gaat leven in jouw leven, of je nu al een christen bent of niet of je weet niet wat je bent, moet je luisteren naar de apostelen. Het is fijn om naar een preek te luisteren [of er een te lezen] (ik ben blij dat je er bent en ik hoop dat je nog eens terugkomt). Het is goed om met andere christenen te praten over hun ervaringen want dat bouwt je geloof. Het is goed om christelijke boeken te lezen en naar lezingen te gaan. Maar het eerste en belangrijkste wat je moet doen is de evangeliën van de apostelen lezen, hun ooggetuigenverslag, om zo Jezus te zien, die met mensen spreekt, hen aanraakt, helpt, met hen omgaat. Je moet hem op die manier gaan zien.

Als je dat nog niet hebt gedaan, dan verbaast het me niet dat hij een abstract figuur voor je is. Het eerste wat je moet doen is luisteren naar de apostelen. Dat is beslist één van de redenen waarom Johannes het heeft opgeschreven. Luister! Lees! Ongeacht wat je intellectuele twijfel is over het christendom, als je deze dingen leest, wordt Jezus echt werkelijkheid voor jou.

  1. Ontdek hoe geduldig hij met je is.
In vers 27 komt Jezus binnen en vlak daarna zie je dat al de bezwaren van Thomas weg zijn. Wat zegt Jezus tegen hem?

‘Leg je vingers hier en kijk naar mijn handen, en leg je hand in mijn zij. Wees niet langer ongelovig, maar geloof.’

Wat houd ik van deze tekst! Kun je je voorstellen dat Thomas hier helemaal verbaasd staat? Hoe wist Jezus dat Thomas dat had gezegd? Is hij tussendoor nog verschenen aan de andere discipelen die tegen hem zeiden: ‘Weet u wat Thomas over u zei?’ Nee hoor. Thomas realiseerde zich dat Jezus geluisterd had. Hij realiseerde zich dat Jezus er steeds bij was, dat hij al zijn domme dingen gezien had, zijn twijfel, zijn angsten. Jezus is daar bij geweest! En nu is hij er ook. In deze situatie, waarin Thomas zich realiseert dat Jezus er aldoor bij was en luisterde, moet ik denken aan de film ‘The Fisher King’ [Lees het verhaal op: http://nl.wikipedia.org/wiki/The_Fisher_King]. Eén van de hoofdpersonen wordt gespeeld door Robby Williams, een dakloze en hij kijkt weken lang naar een meisje. Hij is verliefd op haar. Hij ziet dat ze geen vrienden heeft, dat ze wat verward is. Jeff Bridges, zijn vriend, helpt Williams zichzelf een beetje op te poetsen zodat ze een afspraakje kunnen hebben. Hij gaat met haar uit. Er gaat van alles niet helemaal goed, heel grappig. Maar als hij haar naar huis brengt zegt ze: ‘Ik heb een fijne avond gehad, maar ik neem het je niet kwalijk als je niet nog een keer met me uit wil. En zelfs al wil je dat wel, dan wil ik dat niet. Want als je me beter zou kennen, dan zou je me niet willen.’ En dan zegt Robby Williams: ‘Ik heb naar je staan kijken. Ik heb naar je geluisterd. Ik weet dat je geen vrienden hebt, ik weet dat je soms in de war bent, ik weet dat allemaal. Maar weet je, ik houd van je. Ik wil jou. Ik laat je nooit alleen.’ En ze kijkt dan naar hem en zegt: ‘Ben jij wel echt?’ En ze verandert vanaf dat moment.

Weet je, als Robby Williams dat al voor je doet, wat zal Jezus dan wel niet voor je doen! [Hard gelach in de zaal.] Ik bedoel: als een mens zegt ‘ik weet alles van je’, wat nooit zo kan zijn, dan bedoelt hij dat hij er was. ‘Ik heb je gezien en ik houd van je.’ Hij weet niet alles. En daarnaast, als een mens zegt: ‘Ik laat je nooit alleen’, daar kun je nooit zeker van zijn.

Maar nu komt Jezus, hij verschijnt en hij weet alle domme dingen die je ooit hebt gezegd. Hij heeft ze gehoord! Hij kent al je gebroken beloften aan jezelf, aan God, aan anderen. Hij kent je tot op de bodem en zegt: ‘Ik houd van je en laat je nooit alleen.’

Je moet dus gaan inzien dat hij er allang bij is. Dat hij geduldig is en dat hij van jou houdt,  ondanks alles. Dat is het tweede punt dat Thomas hart laat smelten.

  1. Kijk naar zijn wonden.
Wat Thomas echt overhaalt, is dat Jezus zegt: ‘Kijk naar mijn wonden.’ Ik wil je uitleggen waarom het kijken naar zijn wonden de enige manier is waarop je leven kan veranderen. Stel dat Jezus zich daar als God aan Thomas had laten zien en had gezegd: ‘Geloof in mij en gehoorzaam!’ wat zou er dan gebeurd zijn? Ik zal het je vertellen.

Toen ik nog een kind was, liet ik mijn kamer zo ontzettend rommelig worden dat ik soms zelf op het idee kwam dat ik mijn kamer maar eens op moest ruimen. En als ik onderweg was naar mijn kamer, en mijn moeder zou op dat moment zeggen: ‘Heb je je kamer gezien? Wanneer ga je die opruimen? Ga naar je kamer en ga hem schoonmaken.’ Dan zou ik antwoorden: ‘Als ik er aan toe ben.’ Ik was onderweg om mijn kamer uit mezelf te gaan opruimen, maar dat kan nu niet meer, want dan ik zou het voor mijn moeder doen. Natuurlijk was die kamer een bende en ik was op weg erheen, maar als je moeder dan verschijnt en je die opdracht geeft, dan wil je niet meer. Je wilt het op jouw tijd doen. Zo zit de mens in elkaar en zo werkt ons hart. En als je moeder zoiets zegt en je doet het niet, hoeveel te meer als God verschijnt en zegt: ‘Maak je leven schoon!’

Luister. Ons gezonde verstand vertelt ons dat God niet zo dwaas is om ons nog een keer een goede leraar te sturen. We hebben nooit geluisterd naar wat leraren ons vertelden. Iemand zou kunnen zeggen: ‘Ja, maar Jezus was de allerbeste leraar!’ Ha, als kinderen de basislessen nog niet eens uitvoeren of het huiswerk daarvoor maken, zullen ze dan wel de lessen voor gevorderden maken? Denk je dat God zo dwaas is ons nog een grotere moreel hoogstaande leraar te sturen?

God zelf kwam! Hij verscheen. En hij deed wonderen en grote daden. Hij zei: ‘Hier ben ik. Gehoorzaam mij.’ Dat zou genoeg moeten zijn. Dat zou zo moeten zijn. Maar het was niet genoeg. Jij kent je eigen hart toch! Je zou je omdraaien als hij zo verscheen.

Er is maar één ding dat de ongelofelijke ambivalentie kan doorbreken die wij met God hebben. Wij willen hem en tegelijkertijd haten we hem, dat is wat de bijbel ons vertelt. De bijbel zegt dat wij aan de ene kant wanhopig naar hem verlangen. We gaan achter Jezus aan met al onze romantiek, in onze carrière. Als we onze muziek luisteren denken we dat we echt achter hem aan willen. We gaan echt achter hem aan, we willen hem echt. En toch zegt ons hart: ‘Ik wil mijn onafhankelijkheid niet opgeven. Dan zal ik doodgaan, dat zal mij vernietigen.’

Dat is de diepe ambivalentie. En daarom zou het als God alleen een man zou sturen, niet werken. Als hij alleen als God zou komen en zou zeggen: ‘Hier ben ik!’ dat zou ook niet werken. Alléén een God met wonden kan dat wel, en alléén een God met wonden kan dat! Het is de aanblik van goddelijkheid waaruit spreek: ‘Ik wil jou dienen!’ Een doorboorde God. Dat is het enige dat de angst van Thomas weg kan nemen en die van jou ook. De reden dat jij bezorgd of bitter bent is dat je niet naar die wonden kijkt, of je nu wel of geen christen bent. Je gelooft niet echt dat God dit voor jou heeft gedaan. Wat jij nodig hebt is dat je zo gevuld wordt door zijn Geest en dat hij zo echt voor je wordt, dat je je angsten kunt gaan loslaten. Dan kun je zeggen: ‘Ik kan me overgeven aan Hem!’.

Thomas zag de wonden van Jezus. Hij zag in dat die wonden voor hem gemaakt waren. Jezus stierf voor hem. Wil jij dat ook inzien? John R.W. Stott zei het zo:

'The other gods were strong;
but thou wast weak;
they rode, but thou didst stumble to a throne;
But to our wounds only God’s wounds can speak,
And not a god has wounds,
but thou alone.”

 'De andere goden waren sterk,
maar u was zwak,
zij schreden, maar u strompelde naar een troon.
Maar tegen onze wonden kunnen alleen Gods wonden spreken.
En niet één god heeft wonden,
maar u alleen ".

Er is geen enkele andere religie die ook maar durft te zeggen dat zij een god hebben die wonden heeft. Tenzij je een God met wonden hebt, niet alleen maar een leraar met wonden, niet een god zonder wonden,niet slechts een God, niet slechts een mens, maar een God-mens, tenzij je dat in je doctrine bij elkaar krijgt, zal het nooit enig verschil maken voor jou. Maar eigenlijk heb ik het helemaal niet over een doctrine, ik spreek over iets heel persoonlijks, iets geestelijks. Dit is het enige dat door kan breken. Zie je het?

  1. Laat je voorwaarden vallen.
Is het je wel opgevallen dat Thomas Jezus helemaal niet heeft aangeraakt? Vrijwel alle commentatoren zijn het er over eens dat we het verhaal zo moeten lezen dat Jezus verschijnt en zegt: ‘Zie mijn handen en mijn zij. Voel me. Raak me aan.’ Maar Thomas doet het niet. Hij zegt alleen: ‘Mijn Heer en mijn God.’ Weet je waarom? Omdat hij zich realiseerde dat hij als gelovige om een voorwaarde had gevraagd om te kunnen geloven.

Vrijwel iedereen komt op die manier voor het eerst bij Christus. ‘Ik geloof in u, als….ik met hem/ haar kan trouwen, als mijn carrière goed loopt, als mijn leven op rolletjes gaat lopen. Ik geloof in u als…”.

Luister, als je een voorwaarde hebt gesteld, realiseer je je wel wat je dan doet? Als je zegt: ‘Ik zal u gehoorzamen als…..’ Realiseer je je dat wat er op de puntjes staat je echte redder is! Dat is je echte Heer en God. Dat zijn de dingen waar je echt achteraan gaat. En ik kan je één ding vertellen: datgene wat daar staat zal nooit voor jou sterven. Integendeel, het zal van jou vragen dat je voor hem sterft. Dan kun je in de kerk zitten, maar dan ben je geen christen. Tot je je voorwaarden laat vallen en zegt: ‘U bent mijn Heer en God, onvoorwaardelijk! U bent nummer één voor mij. Geen ‘als’. ‘Ik gehoorzaam u als….’ laat ik vallen. Ik geloof in u om wat u heeft gedaan voor mij.’ Dán ben je een christen! Ben je daar klaar voor?

Laten we bidden.

Vader, wij willen u vragen ons te helpen om Jezus te kronen met vele kronen, op de manier waarop dat Thomas dat deed. Help ons dezelfde dingen te doen als Thomas deed. Wij hebben daar uw Geest voor nodig. Wij hebben het nodig om door uw Geest de wonden te zien. We hebben het nodig een God te zien met wonden.

Wij danken u dat u niet slechts een leraar naar ons toe hebt gestuurd. En we danken u ook dat u niet alleen als God naar ons toekwam. U kwam niet naar ons toe als een ongelooflijk mens met veel aanzien, glorie en pracht. Maar u kwam als een menselijke God. De vleesgeworden God, een God met wonden.

En we realiseren ons vandaag, dat als we u kunnen omarmen zoals u zich in dit Bijbelgedeelte openbaart, we opnieuw geboren kunnen worden. En dat als we u op deze manier kunnen omarmen, we elke verandering in de ogen kunnen kijken zoals we nu naar u kunnen kijken.

Helpt u ons dat in de kracht van uw Geest te doen. We vragen het u in Jezus naam.

Amen.