Thomas meets Jezus
Tim Keller
Gehouden op 4 mei 1997
Tekst: Johannes 20: 24-31
In het Engels te beluisteren op: http://sermons2.redeemer.com/sermons/thomas-meets-jesus
Samenvatting
Het
evangelie van Johannes bereikt zijn hoogtepunt in de ontmoeting van Thomas met
de verrezen Christus. De wonden in de handen en de zij van de opgestane Jezus
roepen bij Thomas de hoogste aanbidding en expressie van het geloof op:
"Mijn Heer en mijn God!"Thomas is niet de twijfelaar, zoals hij vaak wordt genoemd. Hij heeft het als apóstel nodig om de opgestane Heer te zien. Want zij zijn ooggetuigen van zijn opstanding. Dat Jezus echt is opgestaan is de kern van het evangelie en daarvan moesten de apostelen getuigen zijn. Zonder de opstanding verandert het christendom in een religie die alleen Jezus’ onderwijs probeert na te volgen. De opstanding verandert je verleden, je heden en je toekomst.
Johannes 20: 24-31
24 Een
van de twaalf, Tomas (dat betekent ‘tweeling’), was er niet bij toen Jezus
kwam. 25 Toen de andere leerlingen hem vertelden: ‘Wij hebben de Heer gezien!’
zei hij: ‘Alleen als ik de wonden van de spijkers in zijn handen zie en met
mijn vingers kan voelen, en als ik mijn hand in zijn zij kan leggen, zal ik het
geloven.’ 26 Een week later waren de leerlingen weer bij elkaar en Tomas was er
nu ook bij. Terwijl de deuren gesloten waren, kwam Jezus in hun midden staan.
‘Ik wens jullie vrede!’ zei hij, 27 en daarna richtte hij zich tot Tomas: ‘Leg
je vingers hier en kijk naar mijn handen, en leg je hand in mijn zij. Wees niet
langer ongelovig, maar geloof.’ 28 Tomas antwoordde: ‘Mijn Heer, mijn God!’ 29
Jezus zei tegen hem: ‘Omdat je me gezien hebt, geloof je. Gelukkig zijn zij die
niet zien en toch geloven.’ 30 Jezus heeft nog veel meer wondertekenen voor zijn leerlingen gedaan, die niet in dit boek staan, 31 maar deze zijn opgeschreven opdat u gelooft dat Jezus de messias is, de Zoon van God, en opdat u door te geloven leeft door zijn naam.
Extra
bijbel verwijzingen in deze preek:
Handelingen
1: 21-22; 1 Korintiërs 15:8, Efeziërs 2:20; 1 Johannes 1:1-2; Johannes 8:19,
45-46, 58; Johannes 12:44 -45, Exodus 3:14, Johannes 6:5.
Preek
Dit
tekstgedeelte is heel bekend. Wat mij heeft geholpen deze tekst beter te
begrijpen dan ik ooit had gedaan, waren twee interpretatie vragen die ik aan de
tekst stelde toen ik die aan het bestuderen was.
De
eerste vraag ging hier over: Johannes is ongelooflijk selectief in wat hij ons
heeft doorgegeven over het leven van Jezus. In het laatste vers dat wij lazen
schrijft hij:
Jezus heeft nog veel
meer wondertekenen voor zijn leerlingen gedaan, die niet in dit boek staan…
Studies
over het boek van Johannes laten zien dat hij maar over 21 dagen uit het leven
van Jezus heeft geschreven. Daaraan kun je zien hoe selectief hij is geweest.
Misschien waren het 22 dagen, want niet elke tekst maakt duidelijk op welke dag
wat speelde. Maar dat is dan alles! Dit is dus geen biografie over Jezus. Daar
is het veel te selectief voor.
Nog
naast het feit dat Johannes ervoor kiest slechts een klein deel van de
ontmoetingen gebeurtenissen en voorvallen die hij met ons deelt, te
beschrijven, is dit tekstgedeelte het hoogtepunt van zijn hele boek! Johannes
21, het hoofdstuk dat hierop volgt, het verhaal over Petrus en Johannes en de
andere discipelen die Jezus ontmoeten, is een soort afsluiting van het hele
boek. Net als aan het eind van een boek of van een film is er nog een mooie
afsluiting, een afronding van het verhaal. Jezus en Petrus praten dingen uit.
Maar over onze tekst zeggen vrijwel alle commentatoren dat het de climax is van
het hele boek.
Wat
dat betekent, is dat Johannes, de apostel, neerzit en nadenkt over alles wat
Jezus heeft gezegd. Dat hij nadenkt over elke ontmoeting die Jezus heeft gehad
met allerlei mensen, nadenkt over alle gebeurtenissen uit het leven van Jezus
waar hij weet van heeft. En dat hij dan dus deze geschiedenis kiest als de
climax van zijn hele evangelie.
Waarom
doet hij dat? Zodra ik mezelf die vraag stelde, realiseerde ik me dat dat een
heel interessante vraag was! Waarom werd Thomas uitgekozen om de climax van het
evangelie te zijn?
De
tweede vraag die ik nog nooit gesteld had is deze. Waarom stelt Jezus een
‘double bind’ , een ‘dubbele binding’- vraag aan Thomas? [Lees hier meer over
op: http://nl.wikipedia.org/wiki/Dubbele_binding_(communicatie)].
Weet je wat een ‘dubbele binding’ is? Als je boeken over communicatie leest,
weet je wat hier mee wordt bedoeld. Een ‘dubbele binding’ is, als je het iets
zegt, maar met je gedrag iets anders communiceert. En dat moet je nooit doen!
In
je huwelijk zou het zo kunnen gaan, een voorbeeld. Je zegt: ‘Ik heb zin om uit
te gaan vanavond. Vind je het goed dat ik uit ga en jou thuis laat. Is dat oké?
Of heb je liever dat ik thuis blijf?’ En als je echtgenoot zegt: ‘Nee, nee, dat
is goed, ga maar, alles is goed, als je wilt gaan, doe maar, ik zal je niet
vragen thuis te blijven.’ [gelach in de zaal vanwege de intonatie] Dit is een
dubbele binding, want je kunt nu niet meer gaan en niet meer thuis blijven.
Want als je thuis blijft, zal je echtgenoot zeggen dat zij niet heeft gezegd
dat je thuis moet blijven. Als je je er vervelend over voelt, is dat jouw
probleem. Maar als je wel weggaat, kan je echtgenote zeggen dat je toch kon
zien hoe erg ze van streek was toen je het vroeg. Dit is dus slechte
communicatie, het is niet fair, niet goed.
Jezus
echter legt een ‘dubbele binding’ op Thomas. En dat is iets wat ik nog niet
eerder had gezien. Want hij zegt iets anders dan zijn gedrag laat zien. Wat hij
zegt en hoe hij zich gedraagt is tegenovergesteld aan elkaar. Wat hij in de
eerste plaats zegt, en hij zegt het een paar keer op een heel duidelijke manier
hier, is dat het niet nodig is om hem lichamelijk te zien om in hem te kunnen
geloven. Jezus zegt:
‘Omdat je me gezien
hebt, geloof je. Gelukkig zijn zij die niet zien en toch geloven.’
Wat
hij zegt is dat het niet speciaal nodig is om hem te zien om in hem te kunnen
geloven. Je hebt het niet nodig de lichamelijk opgestane Christus te zien om te
geloven. De eerste keer dat hij verschijnt zegt hij tegen de discipelen dat ze
moeten stoppen met twijfelen. Ook nu zegt hij niet dat de voorwaarde die Thomas
stelde wel goed was. Hij zegt niet: ‘Thomas, ik snap wel dat je twijfelt omdat je
Mij nog niet hebt gezien, maar nu ben ik er!’ Hij zegt: ‘Stop met twijfelen.’
Dat
betekent dat de conditie waarin Thomas verkeerde niet goed was. In die conditie
luisterde hij niet naar de andere discipelen die hem vertelden dat Jezus aan
hen was verschenen. Thomas wilde het niet geloven, tot hij Jezus zelf had
gezien. En Jezus berispt Thomas hier om. Hij zou niet in die toestand moeten
zijn. Het was niet goed. ‘Je zou niet in deze toestand moeten verkeren. Je zou
hier niet om moeten vragen. Mensen hebben dit niet nodig.’ En dan toch geeft
Jezus waar Thomas om vraagt!
Aan
de ene kant zien we hier Jezus die Thomas berispt omdat hij vraagt om een soort
van bewijs. En aan de andere kant geeft hij Thomas alles waarvan hij zegt dat
hij er niet om had mogen vragen. Dat is een ‘dubbele binding’. Of speelt er
iets anders? Deze vraag kwam in mij op: ‘Hoe kan dit als Jezus perfect is en
hij dus niet communiceert met ‘dubbele bindingen’?’ Of: ‘Hoe kan het dat
Johannes hier de suggestie werkt dat Jezus op een dergelijk manier spreekt,
maar op een andere manier handelt? ‘ Dat brengt je dan weer op een paar heel
interessante ideeën.
Thomas
is gekozen als climax van het evangelie. Niet omdat hij een grote twijfelaar
is, maar omdat hij een groot apostel en een groot gelovige is! Dus niet omdat
hij een grote twijfelaar was. Als je over Thomas leest staat er vaak boven het
stuk: ‘Thomas de twijfelaar’ of ‘De ongelovige Thomas’. Maar dat is niet de
reden dat hij hier in dit verhaal de climax is. De reden is dat hij een groot
apostel en gelovige is. Laat me je uitleggen hoe dat zit.
In
de eerste plaats is de reden dat Thomas het nodig heeft om de verrezen Christus
ook echt lichamelijk te ontmoeten niet dat hij dat nodig heeft om een gelovige
te zijn. Als gelovige heeft Thomas het niet nodig om de opgestane Christus met
zijn ogen lichamelijk te zien. Maar als
apostel heeft hij dat wél nodig. Hij kan gelovig zijn zonder Jezus lichamelijk te hebben gezien, maar hij
kan dan geen apostel zijn. Dat in de eerste plaats.
De
eerste ontmoeting die Thomas heeft gemist vond een week daarvoor plaats. En dat
was de ontmoeting waarna de discipelen zeiden: ‘Wij hebben de Heer gezien’. Er
staat bij dat Thomas niet bij de discipelen was toen Jezus bij hen kwam. Maar
als je die gebeurtenis leest, zie je wat er zo belangrijk aan was. Wat gebeurde
daar?
De
discipelen kregen toen de opdracht apostel te zijn! Dit was geen verschijning
na de opstanding zoals de andere verschijningen. Wat er gebeurde was dat de
groep discipelen officieel gemachtigd werd om apostel te worden. Jezus gaf hen
de Heilige Geest en gaf hen ook de autoriteit om mensen de boodschap te
vertellen hoe hun zonden konden worden vergeven. Het was dus de instelling van
de apostelen. En Thomas had dat gemist. De reden dat Jezus verscheen en dit
tegen Thomas zei, was dus omdat hij apostel mocht worden. Want om gelovig te
worden had hij dit niet nodig. Als apostel wel. Waarom?
Omdat
apostelen ooggetuigen zijn van de opstanding. Als je in het boek Handelingen
leest, in vers 21-22, staat daar:
‘…Daarom moet een van
de mannen die steeds bij ons waren toen de Heer Jezus onder ons verkeerde,
vanaf de doop door Johannes tot de dag waarop hij in de hemel werd opgenomen,
samen met ons getuigen van zijn opstanding.’
Dit
werd gezegd op het moment dat er in de plaats van Judas een nieuwe apostel
moest worden aangewezen. De nieuwe apostel die gekozen moest worden moest een
getuige zijn van de opstanding. Paulus, die een apostel was, moest in 1 Kor.
15:5-8, om mensen te laten begrijpen dat hij echt een apostel was, vertellen
hoe dat bij hem ging:
...en dat hij is
verschenen aan Kefas en vervolgens aan de twaalf leerlingen. Daarna is hij
verschenen aan meer dan vijfhonderd broeders en zusters tegelijk, van wie er
enkelen gestorven zijn, maar de meesten nu nog leven. Vervolgens is hij aan
Jakobus verschenen en daarna aan alle apostelen. Pas op het laatst is hij ook
aan mij verschenen, aan het misbaksel dat ik was.
Paulus
wijst er hier op dat hij geen apostel zou zijn, tenzij hij de opgestane Heer
lichamelijk heeft ontmoet. Wat is daar zo belangrijk aan? Waarom zou dit de
climax zijn? Waarom heeft Johannes hier de nadruk opgelegd voor ons? Waarom
laat hij ons deze geschiedenis zien?
De
reden daarvoor is dat Johannes Thomas niet beschrijft als gewoon Thomas, maar
als ‘één van de twaalf’. Dat is voor de hand liggend, tenzij hij er een
speciaal doel mee heeft.
En
het eerste doel is dat hij ons wil laten zien dat de apostelen een koninklijke
behandeling krijgen. Veertig dagen lang hebben de apostelen Jezus mogen
ontmoeten, en dat gebeurde verder bij niemand. Voortdurend ontmoette Hij hen na
zijn opstanding. Ze kregen elk mogelijke bewijs voor zijn opstanding: alle
rationele bewijzen, alle empirische bewijzen, alle existentiële bewijzen, het
maakt niet uit hoe je het bewezen wilde zien, ze werden er door overweldigd! En
waarom dan?
Omdat
Thomas zich één week lang verhield tot de andere apostelen zoals wij ons tot
hen verhouden. Weet je, in Efeze 2:20 wordt verteld dat de apostelen het
fundament zijn van de kerk:
Zo bent u dus geen
vreemdelingen of gasten meer, maar burgers, net als de heiligen, en huisgenoten
van God, gebouwd op het fundament van de apostelen en profeten, met Christus
Jezus zelf als de hoeksteen.
Zij
zijn het fundament van ons geloof. Het zijn de apostelen die hem hebben gezien.
Het zijn de apostelen die onderwijs kregen van hem, die hem van dichtbij mee hebben
gemaakt. Zij kregen deze opleiding en daarna trokken ze erop uit en predikten
het evangelie. Ze predikten het evangelie, en toen zij stierven werd het
onderwijs van de apostelen en hun medewerkers opgeschreven in dit boek.
Wat
probeert Johannes over te brengen? Er is nog een andere plaats waar Johannes
hetzelfde duidelijk maakt, namelijk aan het begin van zijn eerste brief. Hij
schrijft in 1 Johannes 1: 1- 3 over zichzelf als apostel:
Wat er was vanaf het
begin, wat wij gehoord hebben, wat wij met eigen ogen gezien en aanschouwd
hebben, wat onze handen hebben aangeraakt, dat verkondigen wij: het Woord dat
leven is. Het leven is verschenen, wij hebben het gezien en getuigen ervan, we
verkondigen u het eeuwige leven dat bij de Vader was en aan ons verschenen is.
Wat wij gezien en gehoord hebben, verkondigen we ook aan u, opdat ook u met ons
verbonden bent.
Wat
Johannes wil zeggen is dat wij goed moeten kijken naar deze gebeurtenissen.
‘Kijk naar de behandeling, ´de opleiding’ die wij apostelen kregen. Hoe kun jij
100 jaar later, 500 jaar later, 2000 jaar later, 3000 jaar later (ik hoop het
niet), hoe kun jij er zeker van zijn dat wat jij hier leest, niet vervalst is?
Hoe kun je er zeker van zijn dat het waar is? Kijk naar de behandeling, de
opleiding die wij kregen!’ Dat is wat Johannes duidelijk wil maken.
Thomas
wordt berispt omdat hij niet gelooft waar de apostelen van getuigen. Hoe zit
dat met ons? Met jou? En mij? Geloven wij het? Denk daar eens over na.
Jezus
verschijnt en berispt Thomas. Waarvoor? Stop met twijfelen. Twijfelen waarover?
Stop met twijfelen over wat de apostelen je hebben verteld. Wat Johannes hier
probeert over te brengen, door te stellen dat Thomas een apostel is en te
benadrukken dat je naar de behandeling moet kijken die ze hebben gekregen van
Jezus, is: ‘Vertrouw ons, geloof ons, wees niet bang. Wij zijn het fundament!’
Maar
er is meer dan dat. Waarom ben je geen apostel tenzij je ooggetuige bent van de
opstanding? Dit is één van de manieren waarop de bijbel, waarop Johannes, ons
wil laten zien wat de aard, het karakter van het evangelie is. Thomas wist
inmiddels al veel over het onderwijs van Jezus. Hij had dit gesprek met Jezus niet
nodig als het zijn taak zou worden om er op uit te gaan en mensen te vertellen
wat Jezus heeft geleerd. Jezus heeft de Bergrede gehouden. Hij sprak over het
toekeren van je andere wang, over een leven van liefde, vrede en
rechtvaardigheid in de wereld. Dat was voldoende, áls de belangrijkste
boodschap van de apostelen was om het onderwijs van Jezus door te vertellen.
Dan had Thomas dit gesprek met Jezus helemaal niet nodig. En de apostelen
zouden het ook niet nodig hebben. Maar het punt is dat de apostelen getuigen
moesten zijn van de opstanding. Dit probeert Johannes over te brengen, en het
lijkt of hij al inspeelt op de moderne manier van denken. Hij zegt: ‘Wat echt
belangrijk is, is niet wat Jezus zei, maar wat hij heeft gedaan. Niet zijn
onderwijs en zijn filosofie, maar wat er echt gebeurde in de geschiedenis.’
De
reden waarom ik dit naar voren breng en waarom ik zeg dat Johannes wellicht al
anticipeert op de moderne manier van denken (ik denk niet dat hij dat echt deed,
maar met hulp van God dit heeft geschreven), is dat de moderne mens wanhopig
precies het omgekeerde doet. Wanhopig zeggen ze dit: ‘Weet je, levend worden
als je dood bent, wonderen, het idee van het bloed van Christus, het idee dat
we Christus moeten aanbidden, daar voel ik me allemaal maar ongemakkelijk bij. Ik
denk dat dat mensen afschrikt. Mensen kunnen zulke dingen niet geloven. Ik denk
dat er elementen van legendes in de bijbel zitten. Maar het belangrijkste is
het onderwijs van Jezus. Zijn onderwijs over vrede en gerechtigheid en hoe we
met elkaar om moeten gaan. Dat is het belangrijkste! Dat is het hart van
alles!’
Maar
het antwoord van Johannes hierop is: ‘Dat is absoluut niet waar!’ Er is een
verschil tussen het onderwijs en het evangelie. Het onderwijs van Jezus gaat over
hoe jij zou moeten leven. Maar het evangelie gaat over wat hij heeft gedaan.
Zijn onderwijs gaat over jou, maar het evangelie gaat over hem. Het onderwijs
zegt: ‘Als je elkaar lief hebt en als we God gehoorzamen en dienen, als we
leven als Jezus, dan zullen we God kennen’. Maar het evangelie zegt: ‘Het graf
ging open en God kwam onze wereld binnen en dat veranderde alles.’
Dit
zijn twee zo verschillende dingen dat ik het je bijna kan bewijzen. Johannes
probeert aan moderne mensen uit te leggen: ‘Als je je ontdoet van dingen als de
opstanding, dan moderniseer je het christendom niet. Nee, je rijt het christendom
juist open.’ Ik heb nagedacht over het gebruik van dat woord ‘openrijten’. Ik
weet dat het een hard woord is. Maar denk er over na! Want het hart van het
christendom wordt eruit gehaald als je niet gelooft dat Jezus stierf en opstond
en je alleen nog luistert naar het onderwijs van Jezus. Want dat onderwijs gaat
over jou. Dat verandert het christendom volkomen. Het christendom zegt dan:
‘Dit is ons nieuws: doe je best om op Jezus te lijken.’ Het evangelie echter zegt:
‘Hij stierf en stond weer op, in jouw plaats! Probeer niet je best te doen, dat
kun je niet eens. Vertrouw op hem!’ Dat zijn twee volkomen verschillende
religies!
Een
paar regels terug zei ik dat ik dit bijna kan bewijzen. Als jij naar je
boekhandel gaat, kun je daar veel boeken vinden over Jezus. En wat al die
boeken wanhopig proberen te vermijden, is te vertellen wat Johannes ons hier wel
vertelt. De mens van vandaag, vooral de meer opgeleide mens, wil heel graag
geloven dat Jezus vanaf het begin een inspirerende leraar was. Pas later kwamen
er legendes binnen en veranderde de kerk Jezus in een soort van verrezen God.
In het begin was alles waar hij over vertelde gericht op het liefdevol en
rechtvaardig omgaan met mensen. Vrijwel alle boeken zeggen dit. Dikke boeken, dunne
boeken, vol met voetnoten, ongelooflijk wetenschappelijk. En iedereen bekritiseert
daarin de legendes. Ze zijn het er allemaal over eens dat Jezus een
revolutionair mens was, maar wat ze onderhuids allemaal zeggen is dat zijn
onderwijs de essentie is. Het gaat om zijn morele benadering. De manier van
leven die hij onderwees. Geen opstanding, geen wonderen, geen maagdelijke
geboorte, dat werd later pas toegevoegd.
Maar
Johannes zegt: ‘Nee. De taak van de apostelen was getuige te zijn van al die
dingen.’ En weet je hoe ik dat kan bewijzen? Op deze manier: als de gewone mens
een preek hoort, concludeert hij dat het goed is om elkaar lief te hebben. Als
je je hand maar reikt naar een ander mens, dan zal de wereld een betere plek
worden. De gewone mens zal naar buiten wandelen en zeggen: ‘Goeie preek
gehoord’. Maar kun je je voorstellen wat de apostelen deden? We weten dat het
evangelie in het begin verspreid werd onder gebroken mensen, onderdrukte mensen, onder de armen, de slaven.
Kun jij je voorstellen dat de apostelen tussen hen in gingen zitten en zeiden:
‘Ik heb goed nieuws voor jou. Houd van elkaar. Keer je andere wang toe aan wie
jou slaat. Als jij je maar richt op andere mensen en hen de hand reikt en als
je je ontdoet van je trots, dan kunnen we van de wereld een betere plek maken.’
Kun jij je voorstellen dat gebroken, onderdrukte mensen dit nieuws aannemen?
Oké,
mensen zoals je ze hier in Manhattan tegen komt, mensen die lekker willen eten,
die naar een museum willen, mensen die naar de kerk gaan, die vinden allemaal dat
dit verschil maakt, dat is waar. Maar dat zijn niet de mensen die als eerste
het evangelie hoorden en het omarmden. Als die mensen een dergelijk praatje
hadden gehoord, als zij gehoord hadden wat in al die boeken staat wat de
originele boodschap was van het christendom, weet je wat zij dan hadden gedaan?
Ik kan je wel vertellen wat ze niet gedaan hadden. Ze zouden niet hebben
gezegd: ‘Elkaar liefhebben, de andere wang toe keren, yes! Dat gaat mijn leven
veranderen! Eindelijk heb ik hoop voor de toekomst. Eindelijk heb ik een nieuwe
identiteit! Eindelijk ben ik bevrijd!’ Nee, dat zouden ze niet zeggen. Maar als
er iemand vertelt dat Jezus is opgestaan, als de opstanding wordt verkondigd,
direct aan het begin, dan verandert alles.
Filosofie
verandert niets. Maar de opstanding betekent dat je verleden is veranderd. Het betekent
dat als hij is opgestaan, dat dan het offer is geaccepteerd dat Jezus heeft
gebracht aan het kruis. En als hij is opgestaan, is niet alleen je verleden
veranderd, maar is ook het heden veranderd. Je hebt dan niet alleen maar een
goed voorbeeld, een leraar die je zo veel mogelijk probeert na te volgen, maar je
weet dat hij nu aanwezig is als de verrezen Heer! Dan is er iemand tegen wie je
kunt praten, met wie je kunt omgaan, die in je leven komt om je te veranderen.
En
dat is nog niet alles. Niet alleen je verleden en je heden worden anders. Ook
je toekomst verandert! Want dit wordt ook jouw toekomst! Je zult voor eeuwig
verder leven in een herschapen lichaam op een herschapen aarde. Op een nieuwe
hemel en een nieuwe aarde. Dat is de reden waarom de armen, de gebrokenen zeiden:
‘Als dat waar is, heb ik een nieuwe identiteit, een nieuwe waardigheid, een
nieuwe hoop, een nieuwe toekomst. Ik ben bevrijd! Ik ben een ander persoon!’
Zie
je, ik kan bijna bewijzen dat mensen die die boeken schrijven, geen gelijk
hebben. Hun boodschap zou helemaal geen verandering hebben gebracht bij de
eerste mensen die die boodschap zouden horen. Die zouden niet in beweging zijn
gekomen.
De
grote, grote ironie van de moderne tijd is, dat de mensen die het meest geven
om de armen, heel vaak zeggen dat het soort religie dat wij als mensen echt
nodig hebben, religie is, die ontdaan is van alle doctrines, van wonderen. Een
religie die slechts spreekt over liefde en vrede voor iedereen. Weet je wat zo
interessant is? Armen zelf hebben altijd dat soort religie verworpen. Die
religie maakte voor hen geen verschil, ze hadden er helemaal niets aan. Kijk
maar eens wat arme mensen geloven. Ze zeggen niet: ‘Als we maar lief zijn voor
elkaar, dan wordt de wereld wel een betere plek om te wonen.’ Dat zeggen ze
niet! Zij zeggen: ‘Hij is opgestaan! En dat betekent dat je verleden, je heden
en je toekomst allemaal zijn veranderd.’ Het is een dappere, vrijmoedige,
bovennatuurlijke religie.
En
jammer genoeg zeggen veel van onze geleerde vrienden: ‘Ja, ik weet dat zij deze
ouderwetse, bovennatuurlijke religie aanhangen, waarin ze geloven dat Jezus
stierf en weer opstond en weer terug zal komen. De arme mensen, je kunt wel
zien dat ze geen onderwijs hebben gevolgd, ze weten niet beter.’ Ja, ze weten
het wel beter! Nou en of!
De
apostelen waren getuigen van de opstanding. Ze waren geen doorgevers van Jezus
onderwijs. Ze gaven niet door wat hij leerde en zei, maar wat hij deed!
Onderwijs gaat over jou. Wat hij deed, gaat over hem! En dat is de reden waarom
dat de wereld verandert. Thomas had geen gesprek met Jezus nodig, tenzij hij
een getuige moest worden van de daden van Jezus.
Nu
het tweede punt, dat we uit deze tekst leren. Thomas was niet alleen uitgekozen
om apostel te zijn. Want, zeiden we, één van de redenen dat Johannes deze
gebeurtenis als climax van zijn evangelie neerzet, is om je te laten zien dat
je de getuigen van dit boek kunt vertrouwen én om je te laten zien wat aard van
het evangelie is. Dat het een transformerende kracht is. Dat het een boodschap
is van iets dat in de geschiedenis echt is gebeurd. En je bent geen christen
totdat je dat gelooft. Je bent geen christen als je slechts het morele
voorbeeld dat Jezus gaf probeert na te streven. Want dat is niet wat de
apostelen door wilden geven. Dus de identiteit van het evangelie is ons tweede
punt.
Thomas
was een ongelooflijke gelovige. Aan de ene kant kwam Jezus naar hem toe en gaf
hem precies wat hij wilde zien. Hij liet
hem zijn handen en zij zien om hem ook tot een apostel te maken. Maar aan de
andere kant kreeg Thomas een berisping en hij beantwoordde die berisping met de
grootste belijdenis van het geloof die je maar in de bijbel kunt vinden. Het is
niet eerlijk, dat wanneer jij aan Thomas denkt, je dan aan de twijfelende
Thomas denkt. Dat is niet eerlijk. Want er is nergens een plek in de bijbel
waar een mens een grotere identificatie, een hogere beschrijving geeft van wie
Jezus Christus is. In feite is het zo dat als je het hele evangelie van
Johannes leest, je zult zien dat Johannes probeert over te brengen dat Jezus doorlopend
probeert de mensen duidelijk te maken wie hij is, zodat ze tot een dergelijke
belijdenis kunnen komen. Een paar voorbeelden:
In
Johannes 8: 45, 46 zegt Jezus dat hij zonder zonde is:
Maar mij gelooft u
niet, want ik spreek de waarheid. Kan een van u mij van zonde beschuldigen? Als
ik de waarheid spreek, waarom gelooft u me dan niet?
En
in vers 19 van dat hoofdstuk zegt hij:
‘Als u mij zou kennen
zou u mijn Vader ook kennen.’
En
in Johannes 12:45
‘Wie in mij gelooft,
gelooft niet in mij, maar in hem die mij gezonden heeft, en wie mij ziet, ziet
hem die mij gezonden heeft.
En
in Johannes 8:58
‘Waarachtig, ik
verzeker u,’ antwoordde Jezus, ‘van voordat Abraham er was, ben ik er.’
Hij
zegt niet: ‘voor Abraham er was, was ik er’, maar ‘Ben ik’. Dat is de
goddelijke naam. Die geeft hij aan zichzelf. Je weet dat toen God tegen Mozes
sprak in de brandende braamstruik, hij verklaarde dat zijn naam ‘Jahwe’ was, wat
betekent: ‘Ik ben die Ik ben.’ Dat betekent: niet geschapen, zonder begin, een
zichzelf in stand houdend wezen, de bron van alles wat leeft. En Jezus neemt
die goddelijke naam op zich. Hij ergert mensen daarmee. Ze willen hem stenigen.
Ze willen hem weg hebben.
In
Johannes 6: 53 zegt hij:
‘Waarachtig, ik
verzeker u: als u het lichaam van de Mensenzoon niet eet en zijn bloed niet
drinkt, hebt u geen leven in u. Wie mijn lichaam eet en mijn bloed drinkt,
heeft eeuwig leven en hem zal ik op de laatste dag uit de dood opwekken. Mijn
lichaam is het ware voedsel en mijn bloed is de ware drank. Wie mijn lichaam
eet en mijn bloed drinkt, blijft in mij en ik blijf in hem. De levende Vader
heeft mij gezonden, en ik leef door de Vader; zo zal wie mij eet, leven door
mij.
Maar
de meeste volgelingen konden dat niet aan en liepen bij hem weg. En de
discipelen worstelen met wat hij zegt en vragen zich af wat er aan de hand is.
Dit is een thema dat in het evangelie steeds weer voorkomt.
Ook
op Palmzondag was dat te zien. Jezus reed Jeruzalem binnen. Hij was tot koning
verklaard. Maar hij regisseerde wat er toen gebeurde. Hij baande zich een weg
tussen de handen van zijn vijanden door. Die hadden de keuze uit óf hem te
doden, óf hem te aanvaarden als de Messias. Dat is het thema van de evangeliën
en dat is wat hij steeds probeert te doen in de evangeliën. Hij zegt: ‘Kroon me
of dood me.’ Niets daar tussenin. ‘Zie mij als de krachtige, schepper God en zo
niet, werp mij dan weg als iemand bij wie Hitler nog heilig en bescheiden
lijkt. Maar ik ben niet iemand die er een beetje tussenin hangt. Kijk naar de
claims die ik heb neergelegd. Die betekenen dat ik niet maar een leuke jongen
ben. Ik kan niet slechts een wonderbaarlijke leraar zijn of een goed voorbeeld.
Ik zeg dat ik God ben! Dus je kunt mij ontvangen als de ultieme kracht in je
leven of gooi me helemaal uit je leven weg.’
En
eindelijk, helemaal aan het eind van het evangelie, geeft Thomas een
verklaring. Wat zegt hij? ‘Mijn Heer,
mijn God!’ En dat laat zien wat het betekent om een christen te zijn. En je
bent geen christen tot je dat hebt gezegd.
Aan
de ene kant is het een heel algemene verklaring: Jezus is Heer van het heelal
en hij is God zelf. Het zegt iets over de inhoud van het geloof. Thomas
doorziet de doctrine en gelooft erin. Het is niet vaag, het is niet alleen maar
een gevoel, hij gelooft het.
Aan
de andere kant is het wel een persoonlijke verklaring. Hij zegt niet: ‘Heer en
God.’ Hij zegt: ‘Míjn Heer en míjn God.’ Hij baseert zijn leven hierop. Dus
hier heb je een perfect voorbeeld.
Er
is geen diepere geloofsbelijdenis, geen grotere uitdrukking van geloof
mogelijk. In feite is dit de climax van alle vier de evangeliën. Je moet Jezus
zien zoals Thomas hem zag. Je moet hem niet zien als boeiend mens, zelfs niet
als een Redder die je over de moeilijke tijden in je leven heen helpt. En niet
als iemand voor wie je naar de kerk gaat en tegen wie je bidt als je problemen
hebt, maar als de enige God die het centrum is van je leven. Degene voor wie je
moet buigen. En Thomas spreek voor ons allemaal.
Dan
blijft deze vraag over: hoe kom jij zover? Als je zorgvuldig leest, zie je dat
deze gebeurtenis met Thomas ons een paar bijzonder praktische handvatten geeft
om net zo’n groot gelovige te worden als Thomas was. Sommige mensen zijn er al zeker
van dat ze christen zijn, anderen weten zeker dat ze het niet zijn, en weer
anderen twijfelen. Misschien ben je er niet zeker van of je ooit tot geloof
komt. In deze tekst zitten veel aanwijzingen daarvoor.
En
voor de rest van ons: weet je waarom jij je zoveel zorgen maakt over geld? Nu
op dit moment? Je bent christen maar je maakt je daar zorgen over. Anderen zijn
heel erg verbitterd om wat iemand hen aangedaan heeft. Je bent echt boos. Of je
wordt de hele week al heen en weer geslingerd in je gevoelens doordat je in de
steek gelaten bent of afgewezen, genegeerd door iemand. Je weet wel wat het
antwoord is.
De
reden waarom jij je zorgen maakt, de reden waarom jij je zo ontmoedigd of boos
voelt, is omdat je niet echt gelooft dat Jezus is wie hij zegt dat hij is.
Hoe
krijgen we dan dat geloof in Christus of hoe kunnen we ons geloof in Christus
sterker laten worden op dezelfde manier als Thomas dat ontdekte?
Kijk
naar een paar kleine elementen in de tekst. Ik geef je er vier. Vier factoren
die je helpen je geloof te ontdekken of die je aanmoedigen in je geloof.
- Luister
naar de apostelen.
Als
je dat nog niet hebt gedaan, dan verbaast het me niet dat hij een abstract
figuur voor je is. Het eerste wat je moet doen is luisteren naar de apostelen.
Dat is beslist één van de redenen waarom Johannes het heeft opgeschreven.
Luister! Lees! Ongeacht wat je intellectuele twijfel is over het christendom, als
je deze dingen leest, wordt Jezus echt werkelijkheid voor jou.
- Ontdek
hoe geduldig hij met je is.
‘Leg je vingers hier
en kijk naar mijn handen, en leg je hand in mijn zij. Wees niet langer
ongelovig, maar geloof.’
Wat
houd ik van deze tekst! Kun je je voorstellen dat Thomas hier helemaal verbaasd
staat? Hoe wist Jezus dat Thomas dat had gezegd? Is hij tussendoor nog
verschenen aan de andere discipelen die tegen hem zeiden: ‘Weet u wat Thomas
over u zei?’ Nee hoor. Thomas realiseerde zich dat Jezus geluisterd had. Hij
realiseerde zich dat Jezus er steeds bij was, dat hij al zijn domme dingen
gezien had, zijn twijfel, zijn angsten. Jezus is daar bij geweest! En nu is hij
er ook. In deze situatie, waarin Thomas zich realiseert dat Jezus er aldoor bij
was en luisterde, moet ik denken aan de film ‘The Fisher King’ [Lees het
verhaal op: http://nl.wikipedia.org/wiki/The_Fisher_King].
Eén van de hoofdpersonen wordt gespeeld door Robby Williams, een dakloze en hij
kijkt weken lang naar een meisje. Hij is verliefd op haar. Hij ziet dat ze geen
vrienden heeft, dat ze wat verward is. Jeff Bridges, zijn vriend, helpt
Williams zichzelf een beetje op te poetsen zodat ze een afspraakje kunnen
hebben. Hij gaat met haar uit. Er gaat van alles niet helemaal goed, heel
grappig. Maar als hij haar naar huis brengt zegt ze: ‘Ik heb een fijne avond
gehad, maar ik neem het je niet kwalijk als je niet nog een keer met me uit
wil. En zelfs al wil je dat wel, dan wil ik dat niet. Want als je me beter zou
kennen, dan zou je me niet willen.’ En dan zegt Robby Williams: ‘Ik heb naar je
staan kijken. Ik heb naar je geluisterd. Ik weet dat je geen vrienden hebt, ik
weet dat je soms in de war bent, ik weet dat allemaal. Maar weet je, ik houd
van je. Ik wil jou. Ik laat je nooit alleen.’ En ze kijkt dan naar hem en zegt:
‘Ben jij wel echt?’ En ze verandert vanaf dat moment.
Weet
je, als Robby Williams dat al voor je doet, wat zal Jezus dan wel niet voor je
doen! [Hard gelach in de zaal.] Ik bedoel: als een mens zegt ‘ik weet alles van
je’, wat nooit zo kan zijn, dan bedoelt hij dat hij er was. ‘Ik heb je gezien
en ik houd van je.’ Hij weet niet alles. En daarnaast, als een mens zegt: ‘Ik
laat je nooit alleen’, daar kun je nooit zeker van zijn.
Maar
nu komt Jezus, hij verschijnt en hij weet alle domme dingen die je ooit hebt
gezegd. Hij heeft ze gehoord! Hij kent al je gebroken beloften aan jezelf, aan
God, aan anderen. Hij kent je tot op de bodem en zegt: ‘Ik houd van je en laat
je nooit alleen.’
Je
moet dus gaan inzien dat hij er allang bij is. Dat hij geduldig is en dat hij
van jou houdt, ondanks alles. Dat is het
tweede punt dat Thomas hart laat smelten.
- Kijk
naar zijn wonden.
Toen
ik nog een kind was, liet ik mijn kamer zo ontzettend rommelig worden dat ik
soms zelf op het idee kwam dat ik mijn kamer maar eens op moest ruimen. En als
ik onderweg was naar mijn kamer, en mijn moeder zou op dat moment zeggen: ‘Heb
je je kamer gezien? Wanneer ga je die opruimen? Ga naar je kamer en ga hem
schoonmaken.’ Dan zou ik antwoorden: ‘Als ik er aan toe ben.’ Ik was onderweg
om mijn kamer uit mezelf te gaan opruimen, maar dat kan nu niet meer, want dan ik
zou het voor mijn moeder doen. Natuurlijk was die kamer een bende en ik was op
weg erheen, maar als je moeder dan verschijnt en je die opdracht geeft, dan wil
je niet meer. Je wilt het op jouw tijd doen. Zo zit de mens in elkaar en zo
werkt ons hart. En als je moeder zoiets zegt en je doet het niet, hoeveel te
meer als God verschijnt en zegt: ‘Maak je leven schoon!’
Luister.
Ons gezonde verstand vertelt ons dat God niet zo dwaas is om ons nog een keer een
goede leraar te sturen. We hebben nooit geluisterd naar wat leraren ons
vertelden. Iemand zou kunnen zeggen: ‘Ja, maar Jezus was de allerbeste leraar!’
Ha, als kinderen de basislessen nog niet eens uitvoeren of het huiswerk
daarvoor maken, zullen ze dan wel de lessen voor gevorderden maken? Denk je dat
God zo dwaas is ons nog een grotere moreel hoogstaande leraar te sturen?
God
zelf kwam! Hij verscheen. En hij deed wonderen en grote daden. Hij zei: ‘Hier
ben ik. Gehoorzaam mij.’ Dat zou genoeg moeten zijn. Dat zou zo moeten zijn. Maar
het was niet genoeg. Jij kent je eigen hart toch! Je zou je omdraaien als hij
zo verscheen.
Er
is maar één ding dat de ongelofelijke ambivalentie kan doorbreken die wij met
God hebben. Wij willen hem en tegelijkertijd haten we hem, dat is wat de bijbel
ons vertelt. De bijbel zegt dat wij aan de ene kant wanhopig naar hem verlangen.
We gaan achter Jezus aan met al onze romantiek, in onze carrière. Als we onze muziek
luisteren denken we dat we echt achter hem aan willen. We gaan echt achter hem
aan, we willen hem echt. En toch zegt ons hart: ‘Ik wil mijn onafhankelijkheid
niet opgeven. Dan zal ik doodgaan, dat zal mij vernietigen.’
Dat
is de diepe ambivalentie. En daarom zou het als God alleen een man zou sturen,
niet werken. Als hij alleen als God zou komen en zou zeggen: ‘Hier ben ik!’ dat
zou ook niet werken. Alléén een God met wonden kan dat wel, en alléén een God
met wonden kan dat! Het is de aanblik van goddelijkheid waaruit spreek: ‘Ik wil
jou dienen!’ Een doorboorde God. Dat is het enige dat de angst van Thomas weg
kan nemen en die van jou ook. De reden dat jij bezorgd of bitter bent is dat je
niet naar die wonden kijkt, of je nu wel of geen christen bent. Je gelooft niet
echt dat God dit voor jou heeft gedaan. Wat jij nodig hebt is dat je zo gevuld
wordt door zijn Geest en dat hij zo echt voor je wordt, dat je je angsten kunt
gaan loslaten. Dan kun je zeggen: ‘Ik kan me overgeven aan Hem!’.
Thomas
zag de wonden van Jezus. Hij zag in dat die wonden voor hem gemaakt waren. Jezus stierf voor hem. Wil jij dat ook inzien? John R.W. Stott zei het zo:
'The other gods were strong;
but thou wast weak; they rode, but thou didst stumble to a throne;
But to our wounds only God’s wounds can speak,
And not a god has wounds,
but thou alone.”
zij schreden, maar u strompelde naar een troon.
Maar tegen onze wonden kunnen alleen Gods wonden spreken.
En niet één god heeft wonden,
maar u alleen ".
Er
is geen enkele andere religie die ook maar durft te zeggen dat zij een god
hebben die wonden heeft. Tenzij je een God met wonden hebt, niet alleen maar
een leraar met wonden, niet een god zonder wonden,niet slechts een God, niet
slechts een mens, maar een God-mens, tenzij je dat in je doctrine bij elkaar
krijgt, zal het nooit enig verschil maken voor jou. Maar eigenlijk heb ik het
helemaal niet over een doctrine, ik spreek over iets heel persoonlijks, iets
geestelijks. Dit is het enige dat door kan breken. Zie je het?
- Laat
je voorwaarden vallen.
Vrijwel
iedereen komt op die manier voor het eerst bij Christus. ‘Ik geloof in u, als….ik
met hem/ haar kan trouwen, als mijn carrière goed loopt, als mijn leven op
rolletjes gaat lopen. Ik geloof in u als…”.
Luister,
als je een voorwaarde hebt gesteld, realiseer je je wel wat je dan doet? Als je
zegt: ‘Ik zal u gehoorzamen als…..’ Realiseer je je dat wat er op de puntjes
staat je echte redder is! Dat is je echte Heer en God. Dat zijn de dingen waar
je echt achteraan gaat. En ik kan je één ding vertellen: datgene wat daar staat
zal nooit voor jou sterven. Integendeel, het zal van jou vragen dat je voor hem
sterft. Dan kun je in de kerk zitten, maar dan ben je geen christen. Tot je je
voorwaarden laat vallen en zegt: ‘U bent mijn Heer en God, onvoorwaardelijk! U
bent nummer één voor mij. Geen ‘als’. ‘Ik gehoorzaam u als….’ laat ik vallen. Ik
geloof in u om wat u heeft gedaan voor mij.’ Dán ben je een christen! Ben je
daar klaar voor?
Laten
we bidden.
Vader,
wij willen u vragen ons te helpen om Jezus te kronen met vele kronen, op de
manier waarop dat Thomas dat deed. Help ons dezelfde dingen te doen als Thomas
deed. Wij hebben daar uw Geest voor nodig. Wij hebben het nodig om door uw
Geest de wonden te zien. We hebben het nodig een God te zien met wonden.
Wij
danken u dat u niet slechts een leraar naar ons toe hebt gestuurd. En we danken
u ook dat u niet alleen als God naar ons toekwam. U kwam niet naar ons toe als
een ongelooflijk mens met veel aanzien, glorie en pracht. Maar u kwam als een
menselijke God. De vleesgeworden God, een God met wonden.
En
we realiseren ons vandaag, dat als we u kunnen omarmen zoals u zich in dit
Bijbelgedeelte openbaart, we opnieuw geboren kunnen worden. En dat als we u op
deze manier kunnen omarmen, we elke verandering in de ogen kunnen kijken zoals
we nu naar u kunnen kijken.
Helpt
u ons dat in de kracht van uw Geest te doen. We vragen het u in Jezus naam.
Amen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten